Karel Malfliet volgde voor Ecokerk en Broederlijk Delen de klimaattop COP24 in het Poolse Katowice. Als waarnemer op verscheidene COPs volgt hij al jaren de klimaatproblematiek en hoe het er op die tops aan toe gaat.
Naar aanleiding van de COP24 zette hij enkele belangrijke vragen met antwoorden op een rijtje. Het resultaat is een grondige inleiding voor al wie wat dieper wil ingaan op de inhoud van het klimaatverdrag en wat er in de onderhandelingen meespeelt.
- Waarom heet de klimaattop in Katowice COP 24?
- Wat is het VN-klimaatverdrag?
- Waarom is COP24 in Polen zo belangrijk?
- Waarom werd er in Katowice nog steeds vergaderd over het Kyotoprotocol?
- Wat is de lange termijn doelstelling van het Akkoord van Parijs?
- Wat zijn de grote mechanismen van het Akkoord van Parijs waarover in Katowice vergaderd werd?
- Men vergaderde in Katowice ook over het “ambitiemechanisme” van het Akkoord van Parijs. Waarover gaat dat?
- Wat is de Talanoa Dialoog?
- Wat is het IPCC-rapport, wat zegt het en wat was zijn invloed op COP24?
- In het klimaatdebat komen ook “mensenrechten” aan bod. Over welke rechten gaat het dan precies en waarom zijn de ngo’s teleurgesteld over de uitkomst?
- Waarom is landbouw een cruciale factor in de onderhandelingen?
1. Waarom heet de klimaattop in Katowice COP 24?
De afkorting “COP24” verwijst naar de 24ste ‘Conference of the Parties’ of COP sinds het afsluiten van het VN-klimaatverdrag in 1992. De ‘parties’ of ‘partijen’ zijn de landen die het VN-klimaatverdrag ondertekenden.
2. Wat is het VN-klimaatverdrag?
Het VN-klimaatverdrag staat bekend als het “Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering” (In het Engels “UNFCCC”: United Nations Framework Convention on Climate Change) Het verdrag bestaat al sinds 1992, en trad in werking in 1994.
In dit verdrag worden vier grote engagementen opgesomd.
Ten eerste wil het klimaatverdrag het klimaatsysteem beschermen, op “basis van billijkheid en in overeenstemming met de verantwoordelijkheden en mogelijkheden van de verschillende landen.” Ontwikkelde landen dienen met andere woorden meer inspanningen te leveren.
Ten tweede houdt het klimaatverdrag ook rekening met ontwikkelingslanden die bijzonder kwetsbaar zijn voor klimaatverandering of die een onevenredig hoge last te dragen hebben.
Ten derde neemt het klimaatverdrag ook voorzorgsmaatregelen tegen de oorzaken van klimaatverandering. Een duurzame economische ontwikkeling is essentieel voor het nemen van maatregelen tegen klimaatwijziging.
En ten vierde waakt het klimaatverdrag erover dat de genomen maatregelen geen willekeurige of onrechtvaardige verstoring vormen voor de internationale handel.
Deze laatste bepaling weerspiegelt de periode waarin het verdrag tot stand kwam, met name het geloof in liberalisering en vrijhandel in een globaliserende wereld.
Zoals de term ‘raamverdrag’ verduidelijkt moest dit raam of kader “concreter” ingevuld worden. Dat konden de opeenvolgende klimaatconferenties (Conferences of the Parties of COP’s) doen door ‘protocollen’ of ‘akkoorden’ af te sluiten.
Alle internationale klimaatafspraken, zoals bijvoorbeeld het Akkoord van Parijs, worden dus beslist op een COP, een ”Conference of the Parties”, in uitvoering van het klimaatverdrag van 1992.
Belangrijke andere COP’s die aan het Akkoord van Parijs voorafgingen: de COP van 1997 in Kyoto, gekend van het Kyotoprotocol dat de allereerste juridisch bindende uitstootbeperkingen oplegde; COP 15 (2009) in Kopenhagen waar afgesproken werd, de gemiddelde temperatuurstijging van de aarde te beperken tot 2°C en COP 18 (2012) in Doha, waar beslist werd tot een versterkt Kyotoprotocol (DOHA-amendment) tot 2020.
In 2015 werd op COP21 het Akkoord van Parijs onderhandeld, dat in 2020 van start gaat.
In 2018 werd op COP24 in Katowice onderhandeld over de uitvoeringsregels van het Akkoord van Parijs en over het ambitiemechanisme.
Bij die invulling van het klimaatbeleid laten de landen en de UNFCCC zich steunen door de wetenschap. Daarvoor richtte men het internationaal klimaatpanel (IPCC) op. Het IPCC is een internationale groep wetenschappers die de politici via wetenschappelijk onderzoek informeren over de staat van het klimaat en hen adviseren over de noodzakelijke maatregelen.
3. Waarom is COP24 in Polen zo belangrijk?
Het Akkoord van Parijs, aangenomen in 2015 en geratificeerd in 2016, trad niet direct in werking. Dat gebeurt pas in 2020. Daarom was het nu alle hens aan dek om die start mogelijk te maken.
Er waren vier grote thema’s:
Het ‘Paris Rulebook’ (1) moest de instrumenten aanreiken om het Akkoord van Parijs in 2020 in werking te stellen. Dit is een 'handboek' met een set van complexe en politiek gevoelige uitvoeringsregels over al de mechanismen van het Akkoord van Parijs.
Ze moeten ervoor zorgen dat alle landen vanaf 2020 dezelfde normen hanteren, uniform meten en verslag uitbrengen, meedoen aan de ambitiecyclus en de Global Stocktake, enz…
De opstart van het ambitiemechanisme (2) is wellicht het belangrijkste instrument van het akkoord van Parijs. Het bestaat uit een vijfjaarlijkse wereldwijde analyse, de ‘Global Stocktake', en de bijhorende bijstelling van de ambities en de NDC's (nationale klimaatplannen). Hiermee wil men proberen om de emissiekloof te dichten en de limiet van 1,5 °C binnen bereik te houden.
Voor de opstart waren twee zaken belangrijk: de afronding van de Talanoa Dialoog, en het 1,5°C-rapport van het IPCC. Samen moesten ze in Polen leiden tot een “politieke fase” met besluitvorming. Die zou in 2020 de eerste van de vijfjaarlijkse nieuwe -ambitieuzere- nationale klimaatplannen moeten opleveren.
De klimaatfinanciering (3) is traditioneel een heikel punt. Drie zaken zijn belangrijk.
Tot 2020 worden rijke landen uitgenodigd om hun inbreng in het Groen Klimaatfonds te doen stijgen.
Vanaf 2020 tot 2025 moet de beloofde 100 miljard dollar per jaar in het Groen Klimaatfonds gestort worden. Harde afspraken over het wie en hoeveel, voorspelbaarheid en eventuele alternatieve financieringsbronnen zijn er nog niet echt.
Na 2025 zou het budget omhoog moeten. Sommigen gaven te kennen dat de gesprekken hierover opgestart moeten worden.
Een ‘Actieplan voor een rechtvaardige transitie’ (4) moest zorgen dat het klimaatbeleid sociaal rechtvaardig is en iederéén meeneemt in de creatie van een duurzame, klimaatvriendelijke samenleving. De rechtvaardige transitie is één van de acht belangrijke mensenrechtenthema’s in het klimaatakkoord.
4. Waarom werd er in Katowice nog steeds vergaderd over het Kyotoprotocol?
Het Protocol van Kyoto liep van 2008 tot 2012, maar werd na de ‘mislukte’ top in Kopenhagen verlengd tot 2020. Het is bindend voor de 194 landen, maar de doelstellingen zijn veel te zwak. Het DOHA-amendement zorgde ervoor dat de aanvankelijke doelstellingen opgedreven werden in afwachting dat een nieuw echt akkoord - wat dan het Akkoord van Parijs werd - in 2020 in werking zal treden.
Het Akkoord van Parijs is de opvolger van het (versterkte) Kyotoprotocol, en heeft een langere looptijd: van 2020 tot 2050. Het moest ook krachtiger zijn dan het Kyotoprotocol, en werd onderhandeld vanuit 4 kernwoorden: ambitieus, juridisch bindend, rechtvaardig en billijk.
Het Akkoord van Parijs werd afgesloten in 2015, werd geratificeerd in 2016 en treedt in werking in 2020. Tot dan is het versterkte Kyotoprotocol van kracht.
Daarom vergaderen op COP’s zoals in Katowice zowel de CMP (over het Kyotoprotocol) als de CMA (over het Akkoord van Parijs).
5. Wat is de lange termijn doelstelling van het Akkoord van Parijs?
Al op de top in Kopenhagen werd er druk gelobbyd om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5°C. Dat gebeurde vooral door de kleine eilandstaten en de ngo’s. Het mocht niet baten. Het Akkoord van Kopenhagen zette de limiet op 2°C.
In Parijs werd de druk opgevoerd, en dat leidde tenslotte tot een diplomatieke formulering: men zou de maximale gemiddelde temperatuurstijging: “flink onder de 2°C houden, met inspanningen om 1,5 °C als streefdoel te bereiken.”
Om dat te bereiken zou men een pieklimiet in uitstoot vastzetten: zo snel mogelijk (geen datum), en sneller in rijke landen dan in ontwikkelingslanden. Bovendien wou men ‘neutraliteit’ bereiken tegen de tweede helft van de eeuw. Dan moet de uitstoot in evenwicht zijn met de opname van CO2 door de vegetatie. Het praktische gevolg hiervan is, dat men fossiele brandstoffen op termijn vaarwel zegt, en vervangt door hernieuwbare energiebronnen.
Tenslotte werd het akkoord ook afgesloten “in de context van duurzame ontwikkeling en de strijd tegen armoede”. Daardoor werd een link gelegd met de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties. (SDG’s)
6. Wat zijn de grote mechanismen van het Akkoord van Parijs waarover in Katowice vergaderd werd?
In Katowice werd vooral vergaderd om de uitvoeringsregels van de diverse artikels van het Akkoord van Parijs vast te leggen.
De meeste artikels van het Akkoord van Parijs zijn onder te brengen in één van de volgende grote onderdelen: mitigatie, adaptatie, loss and damage, financiering, technologietransfer, capaciteitsopbouw, implementatie en naleving, transparantie, ambitiemechanisme en de Global Stocktake. We overlopen ze in het kort:
Mitigatie (Uitstootvermindering):
Men wil de oorzaken van klimaatverandering op lange termijn grondig aanpakken: stoppen met verbranden en zorgen voor herstel van CO2-opslag door de ecosystemen via duurzaam landgebruik en duurzame landbouw.
In Katowice had men het dan vooral over de regels voor de opvolging, rapportering en verificatie, en het handhavingsmechanisme, de marktmechanismen (uitstootrechten of CO2-taks) en het bijstellen ervan via 5-jarige ambitiecycli.
Adaptatie (Aanpassing)
Overal ter wereld moeten mensen zich aanpassen aan de gevolgen van de klimaatverandering. Denk maar aan de aanleg van overstromingsgebieden bij ons, of de overschakeling op aangepaste landbouwteelten, beter waterbeheer, enzovoort
De discussies gaan over de diverse adaptatiestrategieën, de efficiëntie ervan, de kostprijs, enzovoort
Ook de financiering van adaptatie is een belangrijk onderwerp van discussie: hoeveel geld kan er gaan naar adaptatie, hoeveel naar mitigatie, welke financieringsbronnen hebben we, enzovoort ? Ook dit onderdeel maakt deel uit van het Paris Rulebook en van de 5-jarige ambitiecyclus.
Loss and Damage (verlies en schade)
Dit gaat over onherstelbare schade, op korte en lange termijn: eilandstaten die verdwijnen onder de zeespiegel, gletsjers die verdwijnen, woestijnen die uitbreiden…
Kan men dit nog voorkomen? Is rehabilitatie mogelijk? Dergelijke risico’s zijn eigenlijk ook onverzekerbaar.
In Parijs weigerden de rijke landen in elk geval de aansprakelijkheid op zich te nemen. Maar wat moet er dan wel gebeuren?
Op de COP van 2013 in Warschau werd hiervoor een werkgroep opgericht, het ‘Warsaw International Mechanism for Loss and Damage’ (WIM) Die moet hierover verder onderzoek doen, praktijkvoorbeelden verzamelen, uitwisseling organiseren en verdere voorstellen formuleren.
Financiering
Voor de financiering rekent men in de eerste plaats op de rijke landen, die historisch gezien de grootste uitstoters van broeikasgassen zijn en daardoor ook de grootste veroorzakers van de klimaatopwarming.
Voor steun aan de Minst Ontwikkelde Landen bestond al het Adapatiefonds.
Nadien werd ook het Groen Klimaatfonds opgericht. Vanaf 2020 moet daarin 100 miljard dollar per jaar gestort worden.
Tot dan worden rijke landen uitgenodigd om al een stijgende jaarlijkse bijdrage te storten, zodat de financiering van klimaatinspanningen van ontwikkelingslanden nu al kan beginnen.
Na 2025 zou het bedrag in het Groen klimaatfonds moeten stijgen.
Wie draagt bij en op welke manier en wie ontvangt? Is er alternatieve financiering, via een koolstoftaks of via de private sector? Is de bijdrage van de rijke landen verzekerd en voorspelbaar zodat er echt planmatig gewerkt kan worden? Kunnen we nu al starten met de discussie over de financiering na 2025? Dit waren de vragen die ook in Katowice hoog op de agenda stonden.
Technologietransfer
Het gaat hier over de ontwikkeling van klimaatvriendelijke technologie, en afspraken om die ter beschikking te stellen van armere landen.
Capaciteitsopbouw
Inspanningen om te zorgen dat mensen, organisaties en overheden de nodige vaardigheden hebben om met de klimaatcrisis, de mechanismen en de regelgeving overweg te kunnen.
Implementatie en naleving
Het Akkoord van Parijs is geen adviserende maar een bindende overeenkomst, waarbij landen de afspraken moeten uitvoeren en naleven. Om hierop toe te zien is een Comité opgericht. Maar dat Comité kan niet bestraffend optreden als afspraken niet nagekomen worden.
Een kader voor transparantie
Een gezamenlijke set van formats en schema's die landen gebruiken om verslag uit te brengen van hun vooruitgang in klimaatactie.
Het ambitiemechanisme en de Global Stocktake
Een mechanisme waarbij landen elke 5 jaar een nieuw en steeds verdergaand nationaal klimaatplan inleveren. Ze doen dat met de gegevens die –ook elke 5 jaar- gemaakt worden via een grondige analyse (Global Stocktake) van de situatie.
7. Men vergaderde in Katowice ook over het “ambitiemechanisme” van het Akkoord van Parijs. Waarover gaat dat?
In Parijs bleek dat de klimaatplannen van de landen niet volstaan om de langetermijndoelstelling te halen: ze leveren maar één derde van de nodige inspanningen. Dus werd afgesproken om een “ambitiemechanisme” op te starten, met een 5-jaarlijkse ambitiecyclus.
Daarbij zouden landen om de 5 jaar nieuwe nationale klimaatplannen (NDC of National Determined Contribution) inleveren, telkens ambitieuzer dan de vorige: in 2020, 2025, 2030, enzovoort.
Om dit voor te bereiden zou ook om de 5 jaar, maar telkens 2 jaar eerder, een wereldwijde analyse (Global stocktake) gebeuren van de stand van zaken en van de noodzaak aan nieuwe of verdergaande inspanningen: in 2023, 2028, 2033, enzovoort
In 2018 (Katowice) zou men afspraken maken over de eerste ‘Global stocktake’ in 2023: wat moeten landen meten, welke gegevens moeten landen verzamelen, hoe moeten ze rapporteren, enzovoort
In 2018 (Katowice) zou men ook afspraken maken over de nieuwe klimaatplannen die landen in 2020 moeten inleveren.
Men had daarvoor in 2018 nog geen echte ‘Global stocktake’ klaar, maar wel een ‘voorlopige versie’ ervan: de Talanoa Dialoog en het rapport van het IPCC over de 1,5°C-limiet.
8. Wat is de Talanoa Dialoog?
In 2020 moeten de landen voor de eerste keer nieuwe nationale klimaatplannen indienen.
Normaal moet er dan twee jaar eerder een ‘Global stocktake’ gebeuren, een wereldwijde analyse van de stand van zaken inzake klimaatverandering, klimaatactie, en de nodige nieuwe stappen.
Omdat dit in 2018 nog niet helemaal volgens dit principe kon gebeuren, werd in Parijs afgesproken een ‘facilitatieve dialoog’ op te starten, zodat in 2018 toch op basis van goed overleg de afspraken voor de nieuwe nationale klimaatplannen te kunnen maken.
In 2017 werd deze ‘facilitatieve dialoog’ herdoopt in ‘Talanoa Dialoog’, naar een traditioneel overlegmodel in Fiji.
‘Waar staan we?’ ‘Waar willen we naartoe?’ ‘Hoe moeten we daar geraken?’ Met deze drie vragen gingen overheden overal ter wereld aan de slag, samen met vertegenwoordigers van het middenveld, bedrijfsleven en maatschappelijke instellingen.
Bij ons gebeurde dit op het niveau van de Benelux, en dat resulteerde in de politieke verklaring ‘Benelux Talanoa Declaration’, ondertekend door de energieministers van de Benelux-landen, als bijdrage aan de Talanoa Dialoog in Katowice.
In Katowice moest deze Talanoa Dialoog afgerond worden. Dat leverde een goede ‘Talanoa oproep tot actie’ op, die zich richt tot zowat iedereen ter wereld, ook organisaties en godsdiensten.
Samen met het IPCC-rapport over de 1,5°C-limiet moest dit leiden tot een krachtig politiek signaal over de nood aan een sterk verhoogde ambitie in de nationale klimaatplannen van 2020, om zo de doelstellingen van Parijs te halen.
Het IPCC-rapport over de 1,5°C leverde verdeeldheid op: enerzijds landen die hartstochtelijk pleitten voor sterke ambitieverhoging, zodat we die 1,5°C echt als leidraad voor klimaatactie hanteren in de nationale klimaatplannen, anderzijds landen die het rapport liefst terzijde schoven.
In de slotteksten wordt het rapport niet ‘verwelkomd’ maar er wordt ‘akte van genomen’, en landen worden niet ‘dwingend geadviseerd’ om er rekening mee te houden, maar slechts ‘uitgenodigd’.
De ‘politieke fase’ van de klimaattop slaagde er dus niet in om een sterk signaal te geven, en dat resulteert wellicht in te weinig ambitieuze nieuwe nationale klimaatplannen in 2020.
9. Wat is het IPCC-rapport, wat zegt het en wat was zijn invloed op COP24?
Al in Parijs constateerden de wereldleiders dat de bestaande inspanningen zwaar ontoereikend waren om het beoogde doel te bereiken. Ze vroegen een wetenschappelijk onderzoek door het Internationaal Klimaatpanel (IPCC). Dat is de groep wetenschappers die voor de Verenigde Naties onderzoek doet naar de effecten van de klimaatverandering en advies geven over wat nodig is om die te af te remmen.
Het gevraagde rapport verscheen in oktober 2018, en joeg een schokgolf door de wereld. Het geeft aan wat nodig is om de limiet van 1,5°C binnen bereik te houden en wat de vernietigende gevolgen voor de mens en de ecosystemen zullen zijn van een temperatuurstijging van 2°C of meer.
We kunnen de temperatuurlimiet van 1,5°C nog halen, aldus het rapport, maar dan zijn “snel verregaande en ongeziene maatregelen” nodig. Concreet betekent dit dat de totale uitstoot van de wereld in 2030 - over 12 jaar dus - gehalveerd moet zijn, en dat de netto uitstoot in 2050 moet herleid zijn tot nul.
Deze ondubbelzinnige boodschap moest de wereldleiders helpen om op de klimaattop van Katowice in Polen de ambities te verhogen en te vertalen in nieuwe nationale klimaatplannen.
Zowel voor als tijdens de klimaattop kleurde het rapport de debatten. In zowat elk politiek dossier en in zowat elke speech van staats- en regeringsleiders in Polen werd ervoor gepleit om het rapport ernstig te nemen en de doelstelling te behalen.
Toch kende het rapport ook zo zijn tegenstanders. Met name de VS weigerden het rapport te ‘verwelkomen’. Ze werden bijgetreden door Rusland, Saoedi-Arabië en Koeweit. In de besluiten van de klimaattop worden landen nu slechts ‘uitgenodigd’ met het rapport rekening te houden bij het opstellen van hun nieuwe nationale klimaatplannen. Een anticlimax was het, na al de grote woorden.
De wereldleiders krijgen een herkansing om zich voor de nodige ambitieverhoging uit te spreken in september 2019, op de extra klimaatvergadering, die aansluitend op de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties plaats vindt. Nu hopen dat het lukt.
10. In het klimaatdebat komen ook “mensenrechten” aan bod. Over welke rechten gaat het dan precies en waarom zijn de ngo’s teleurgesteld over de uitkomst?
Het gaat in de eerste plaats over mensenrechten die door de klimaatverandering onder druk staan, en die in de preambule (=voorwoord) van het Akkoord van Parijs worden opgesomd. Men spreekt wel eens over “de grote 8”:
- Armoedebestrijding
- Rechten van inheemse volkeren
- Recht op participatie van de samenleving
- Gendergelijkheid en empowerment van vrouwen
- Voedselzekerheid
- Rechtvaardige transitie en waardig werk
- Intergenerationele rechtvaardigheid
- Integriteit van de ecosystemen
Meer in detail staat elk van deze ‘grote 8’ natuurlijk voor een uitgebreide lijst bedreigingen die op klimaatslachtoffers afkomen, zoals honger, een verslechterend leefmilieu, grondrechten die onder druk staan, toegang tot drinkbaar water, toegang tot energie, bescherming van migranten of klimaatontheemden, enzovoort Deze mensenrechten hebben een rechtstreekse band met het klimaatbeleid dat een land al dan niet voert.
Dat het respect voor mensenrechten deel zou uitmaken van de uitvoeringsregels voor het Akkoord van Parijs, was dan ook een centrale eis van de solidariteitsorganisaties. Maar in de loop van de onderhandelingen over het ‘Paris Rulebook’, werden de passages die over deze rechten gingen, één na één geschrapt of tenminste - zoals het recht op participatie - fel afgezwakt.
Gelukkig richtte COP24 het ‘platform lokale gemeenschappen en inheemse volkeren’ op. Dat moet er voor zorgen dat de inbreng van de deskundigheid van deze groepen gehoord wordt. Ook de verklaring voor een rechtvaardige transitie kan een hefboom zijn om nieuwe armoede te voorkomen. Deze maken echter geen deel uit van het Paris Rulebook.
11. Waarom is landbouw een cruciale factor in de onderhandelingen?
Het klimaatverhaal is bij uitstek ook een landbouwverhaal. Want ongeveer 30% van de uitstoot van broeikasgassen is afkomstig van veranderend landgebruik en niet duurzame landbouwsystemen. Die veroorzaken ontbossing, uitputting van de grond, woestijnvorming en erosie.
De hamvraag is daarom: hoe kunnen we in de toekomst ons voedsel op een duurzamere manier produceren? Kunnen we onze landbouwsystemen aanpassen, en weerbaar maken tegen de negatieve effecten van de klimaatverandering?
“Landgebruik” in de klimaatonderhandelingen
Hierover is al vele jaren intensief onderhandeld. Het leverde ook enkele belangrijke resultaten op:
- REDD+: handboek over aanpak ontbossing en verschraling bossen. Met steun voor bescherming van bossen en herbebossing. Over duurzaam gebruik van bossen met opbrengsten voor de mensen die er van leven.
- LULUCF (Land-Use, Land-Use Change and Forestry): dit is slechts een gedeeltelijk uitgewerkt geheel, want landbouw zit daar nog niet bij. Dat ligt zeer gevoelig in de discussies
Welke soort landbouw? En voedselproductie in plaats van voedselzekerheid?
In de klimaatdiscussies is landbouw al jaren een bron van verhitte tegenstellingen. Dat bleek ook tijdens de klimaattop van Parijs. In artikel 2 van het Akkoord, werd ter elfder ure het woord 'voedselzekerheid' vervangen door 'voedselproductie'.
Het verschil lijkt miniem, maar achter deze twee woorden gaan twee heel verschillende werelden schuil: die van de kleinschalige, lokale landbouw die via de lokale markten vooral de eigen bevolking voedt, versus die van de agro-industrie die vooral produceert voor de wereldmarkt.
In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, is het vooral de kleinschalige lokale landbouw die instaat voor de dagelijkse kost van meer dan 70% van de wereldbevolking.
Onder hen vinden we ook de kampioenen van de klimaataanpassing. Hun landbouw is zuinig met water en energie. Door voortdurend nieuwe aangepaste landbouwtechnieken toe te passen, zorgen ze voor bescherming of herstel van de bodemvruchtbaarheid, herbebossing en strijd tegen erosie. Waar ze kansen krijgt en ondersteuning, zorgt dit soort landbouw ervoor dat CO2 uit de lucht wordt gehaald en in de vorm van humus ondergronds gestockeerd wordt. Deze landbouw is deel van de oplossing van het klimaatprobleem.
Het verzamelwoord voor deze duurzame landbouw is 'agro-ecologie'.
Maar er wordt veel geld verdiend met de landbouwproducten die bestemd zijn voor de wereldmarkt. Naast 'eetbare' producten als graan, koffie, fruit en groenten gaat het hier ook om vezels, veevoeder en palmolie voor biodiesel. En deze agro-industrie is in handen van machtige economische groepen. Hun belangen worden ook vaak verdedigd door de regeringen van de landen waar ze actief zijn, tegen de belangen van de kleinschalige boeren en het milieu in.
En dus kwam 'voedselproductie' in Artikel 2 van de bindende tekst van het Akkoord van Parijs, en werd 'voedselzekerheid' verbannen naar de preambule van het Akkoord.
Koronivia werkgroep Landbouw
Maar daarmee was de discussie over duurzame landbouw en voedselzekerheid natuurlijk niet beslecht, maar uitgesteld. Het hele landbouwluik van het klimaatbeleid moet nog onderhandeld worden.
Vorig jaar, op COP 23 werd beslist tot de oprichting van een aparte werkgroep landbouw: het “Koronivia joint work on agriculture” En men belastte de SBSTA – een technisch-wetenschappelijk adviesorgaan - en het SBI – het orgaan dat zich bezig houdt met alle implementatie-kwesties van het Akkoord van Parijs - om tegen 2020 een rapport te maken.
Op de top in Katowice vergaderde deze werkgroep een hele dag, enerzijds met workshops over de werking van diverse organisaties zoals de FAO, en anderzijds om het vervolg van de besprekingen tot 2020 vast te leggen. De meeting in Katowice was dus een tussenstop, maar niet zonder belang.
Vanuit het recht op voedsel is het thema landbouw een belangrijk thema voor een ontwikkelingsorganisatie als Broederlijk Delen en zijn partnerorganisaties in het Zuiden. Daarom schreef Broederlijk Delen ook een standpunt neer in de klimaatoproep van Ecokerk en de lidorganisaties van het Netwerk Rechtvaardigheid en Vrede aan onze ministers en parlementsleden onder de titel: 'agro-ecologie moet het leidend landbouwmodel worden.'
Karel Malfliet
Lees ook de aanbevelingen van de Belgische Klimaatcoalitie
Lees ook het dossier "The Climate Urgency - Setting Sail for a New Paradigm" van CIDSE