Met theoloog Stefan Paas, met publicist Marc Van de Voorde en met Emmanuel Van Lierde leren we hoe christenen relevant kunnen zijn en blijven in de hedendaagse geseculariseerde samenleving. Als de kerk zich nederig maar niet te bescheiden opstelt, kan ze de maatschappij verrijken met wijsheid, engagement en vrijheid.
Kerkjurist Rik Torfs (KU Leuven) staat stil bij het valse dilemma tussen liefde en recht, hoe elke gemeenschap wetten en regels nodig heeft en hoe het christelijk geloof weerbarstig is en tegelijk ook weerbaar maakt.
INZICHT
Kerk heeft wijsheid, engagement en vrijheid te bieden
Over de evangelische boodschap hoeven christenen niet beschaamd te zijn, daar mogen ze mee uitpakken. Ook als het katholieke geloof niet meer alles en iedereen in Vlaanderen en bij uitbreiding in West-Europa doordesemt en de christenen niet meer de meerderheid van de westerse bevolking uitmaken, dan nog blijft geloven de moeite waard en kan de kerk als een profetische contrastgemeenschap maatschappelijk relevant zijn en de samenleving positief beïnvloeden. Die relevantie moet niet begrepen worden als economisch rendabel of als macht.
In zijn leerrijke boek Vreemdelingen en priesters. Christelijke missie in een postchristelijke omgeving (KokBoekencentrum, 2015, p. 116) verwacht theoloog Stefan Paas van zo’n christelijke gemeenschap veeleer een “micro-verzet”: “Christenen mogen kleine plekken van hoop, verzoening, vergeving, schoonheid en gezondheid ‘uithakken’ in de wereld. Soms vergelijk ik dat met het maken van kunst: we hoeven niet te verwachten dat een mooi schilderij de wereld zal veranderen in een paradijs, maar het zal de wereld iets geven om over na te denken en over te praten. Dat lijkt mij onze taak: een zending van de kleine dingen – dingen die verlost mogen worden wanneer Jezus terugkomt”.
Wat kan de kerk aan de wereld geven? De Franse president Emmanuel Macron stelde in een toespraak op uitnodiging van de Franse bisschoppen in het Collège des Bernardins in Parijs op 9 april 2018 dat hij blijft rekenen op de kerk. “Ik ben ervan overtuigd dat het katholieke levenssap nog altijd onze natie bevrucht en leven geeft. Daarom ben ik vanavond hier, om u te zeggen dat de Republiek veel van u verwacht”, zei Macron.
In het bijzonder verwacht Macron drie belangrijke giften van de kerk voor de samenleving:
- “het geschenk van haar wijsheid,
- het cadeau van haar engagement en
- de gave van haar vrijheid”.
Als de geloofsgemeenschappen effectief op die drie manieren de maatschappij verrijken, dan behouden ze een grote relevantie en dan toont de kerk zich als Mater et Magistra (moeder en leraar), maar evenzeer als vrijplaats en veldhospitaal. Zoals paus Paulus VI stelde bij zijn bezoek aan de Verenigde Naties in New York op 4 oktober 1965, is de kerk als “expert in humaniteit drager van een boodschap voor de hele wereld”.
Een nederige houding is gepast, maar daarom moet de kerk nog niet bescheiden zijn wanneer het aankomt op haar drie gaven aan de wereld. Zwijgen zou zonde zijn. Al te vaak zwijgt gelovig Vlaanderen en laten de katholieke intellectuelen niet van zich horen. Missen ze de moed en de lef ertoe of is het uit schroom of ronduit uit schaamte?
De krimp van de kerk mag gelovigen niet in een kramp doen slaan.
Misschien zijn de christenen niet meer in de meerderheid, ze zijn toch ook geen kleine minderheid. Nog altijd zijn velen op een of andere manier met de kerk verbonden. Een Calimero-complex helpt niet. Een monddood evangelie is geen Blijde Boodschap. Het volk van God moet zijn stem laten horen en niet zwijgen.
Publicist Mark Van de Voorde schreef daarover op 4 oktober 2017 een interessante opinie in Tertio. “Velen beweren dat geloven vroeger gemakkelijker was. Neen, niet het geloof an sich bleek eenvoudiger, wel het lidmaatschap van de kerk. Je behoorde immers tot de meerderheid en dat voelde comfortabel. Het geloof was meer een sociale praktijk dan persoonlijke bezieling, meer moraal dan overtuiging”, stelt hij. “Dat geloof was niet bestand tegen de stormen van de tijd. Dat lag niet aan de kracht van de wind van de secularisatie, maar aan de zwakte van de christelijke overtuiging.
Het christelijke geloof zelf is nooit gemakkelijk geweest. De boodschap van Christus, die als mens op aarde kwam en als misdadiger stierf, is tegengesteld aan wat velen van een verlosser verwachten.
De christelijke boodschap van naastenliefde is tegengesteld aan onze instincten. Ze vraagt zelfs eindeloos te vergeven en de vijand lief te hebben, dat is allesbehalve simpel. Het christelijke gebed vraagt niet dat God zou doen wat wij willen, maar dat wij Gods wil doen. Het christendom is moeilijk en lastig, het evangelie best radicaal.”
De uitdaging volgens Van de Voorde is dan ook het geloof niet te verkondigen als “heel gewoon”, maar net als tegendraads. De kerk moet de wereld niet napraten. We moeten iets unieks te bieden hebben, een origineel product: Christus en zijn Blijde Boodschap.
Veel te vaak is er bij de verkondiging de neiging om de eigen boodschap naar beneden te halen en aan te passen, om ze toch nog een beetje verkoopbaar te maken. Maar dat leidt tot een afvlakking en verslapping van de uitdagende kracht van de christelijke boodschap. Al te vaak maken christenen zelf een geitenwollensokkenverhaal van hun geloof, terwijl net de subversieve, weerbarstige en tegendraadse aspecten de eigenheid van het christendom in de verf zetten en kunnen appelleren. We dienen scherp te stellen op die verschillen die een alternatieve benadering van de werkelijkheid ontvouwen.
Als het christendom niets anders doet dat het menselijke en het aardse bevestigen en bemoedigen, maar niets bijbrengt aan wat we al uit onszelf wisten, is het eigenlijk overbodig.
De kerk moet niet zoeken naar de correlatie met de wereld, maar dient de wereld te confronteren met een andersheid.
In zijn pleidooi voor een postseculier geloven merkt filosoof Ignace Verhack daarover het volgende op: “Willen wij als religieuze mensen en als godsdienst nog iets aan de wereld van vandaag te ‘zeggen’ hebben, dan is dat juist door te laten zien dat er nog iets anders mogelijk is, een andere benadering van de werkelijkheid, een andere manier van denken dan de seculiere, de wetenschappelijke of de economische marktlogica” (Tertio, 12 juli 2017).
Het is onze werkelijkheid en onszelf leren zien door de ogen van Jezus. Wat betekent het op de wijze van Jezus in de wereld te staan?
Naast de tegendraadsheid en het aanreiken van een alternatief wijst Mark Van de Voorde op nog twee uitdagingen.
De eerste is God God laten zijn. We hebben een taal nodig die niet definieert, maar suggereert, die God niet grijpt, maar naar het mysterie tast. Dat is ook wat kunst doet. Daarom moet de kerk dringend de banden met de kunst aanhalen en haar ruimte geven.
Verder stipt de oud-hoofdredacteur van Kerk&Leven aan dat de kerk gastvrij en laagdrempelig moet zijn, geen clubje van overtuigden en zuiveren die geen ruimte laat voor zoekers, twijfelaars en mensen in de marge: “Het is een uitdaging een barmhartige kerk te zijn in een onbarmhartige tijd, een warme kerk in een kille samenleving, een blije kerk in een droevige tijd, een denkende kerk in een verdwaasde wereld”, formuleert hij zijn visioen over de christelijke geloofsgemeenschap.
Van de Voorde concludeert zijn opinie met het advies dat we nederig moeten zijn, maar niet bescheiden. De maatschappelijke dialoog heeft immers niets aan een ‘bescheiden’ inbreng, wel aan overtuigde meningen. Il faut avoir le courage de ses convictions.
Waar we voor staan, daar moeten we voor uitkomen en vooral ook voor opkomen.
Er is niets om ons over te schamen wat Christus en zijn evangelie aangaan, en er is ook veel goeds op conto van de kerk te schrijven. Met dat alles mogen we uitpakken en het doet Rik Torfs zelfs uitzingen (volgens zijn boektitel): “De kerk is fantastisch”. Stop dus de wollige taal en de bescheidenheid: het licht dient niet om onder de korenmaat te worden gezet.
“Wat kan een mens met de kerk zoal beginnen? Helpt ze het leven beter en gelukkiger te maken? Breder? Dieper? Het antwoord is ja”, noteert Torfs in het openingshoofdstuk van De kerk is fantastisch (KokBoekencentrum, 2020).
Voor de kerkjurist is de kerk geen bastion van morele perfectie, ze blinkt niet uit in het goede. En juist daarom zijn veel mensen kwaad op haar. “Ze geloofden er niet te weinig in maar te veel”, vindt Torfs. “Ze verlangden van haar een zuiverheid die ze niet kan bieden omdat ze tenslotte uit mensen bestaat.”
Het is om andere redenen dat de auteur de kerk fantastisch vindt. Allereerst is hij opgezet over haar gebouwen. Dat zijn genereuze en belangeloze vrijplaatsen, zeker als ze stil en leeg zijn. Ook ongelovigen zijn er welkom, de kerk biedt aan iedereen een pleisterplaats, een oase, een veldhospitaal. “Een plek waar de geschreven en ongeschreven regels van de wereld even niet gelden.” Je hebt er de mogelijkheid “om in deze wereld buiten de wereld te staan, al is het maar even”.
Fysieke en mentale asielrecht genieten we in heilige plaatsen waar tijdelijk de barmhartigheid over de rechtvaardigheid zegeviert.
Ook de zondagsmis voelt voor Torfs niet aan als een verplichting, het is voor hem juist een plek van absolute vrijheid en verrassing: “Iedere aanwezige denkt er wat hij wil en wanneer hij wil”.
De kerkjurist legt verder in het boek uit dat een kerk als hospitaal is opgehouden met moraliseren – haar hardnekkigste kwaal – zodat mensen er hun wonden kunnen helen en hun harten warmen. Dat werkt niet alleen preventief tegen angst, haat, populisme en nationalisme, maar ook tegen de illusie van de deugdzaamheid en het tomeloze streven naar volmaaktheid. God ziet je graag zoals je bent. Hij werpt geen drempels op, dat doen hoogstens zijn functionarissen, klinkt het. Ook wie het niet verdienen, kunnen rekenen op Gods generositeit en mildheid, die handen en voeten krijgen in de kleine goedheid die zoveel gedreven christenen in het verborgene betuigen aan hun naasten. Die helpende rol vergt volgens Torfs meer inzet en engagement dan de belerende.
Ook humor en een gevoel van schoonheid zijn wezenlijke ingrediënten voor een fantastische kerk. Die twee eigenschappen helpen vooral op moeilijke momenten, als het niet goed gaat en alles verloren lijkt. De charmes die Torfs de kerk toedicht, komen dicht bij de drie gaven die president Macron van haar verwachtte: wijsheid, engagement en vrijheid. En inzake haar boodschap, bijvoorbeeld over de verrijzenis, sluit de kerkjurist aan bij filosoof Verhack.
Het christendom opent horizonten waar de seculiere wereld geen oog voor heeft.
Het zijn bevrijdende, geen verengende of beknottende perspectieven. Vanwege die grote rijkdom aan humaniteit en generositeit blijft geloven de moeite waard. Het christendom en de kerken in hun vele gedaanten kunnen zuurstof bieden aan een wereld in ademnood, aan individuen op zoek naar hoop en aan gemeenschappen die liever verbindend werken dan te polariseren.
GETUIGENIS
Naastenliefde volgens kerkjurist Rik Torfs (KU Leuven)
“Al te vaak worden barmhartigheid en rechtvaardigheid, liefde en recht tegenover elkaar geplaatst. Alsof recht de liefde in de weg staat. Alsof mensen moeten kiezen tussen warme liefde en liefdeloos recht. Dat is een vals dilemma. Iemands rechten erkennen is volgens mij een eerste voorwaarde voor en een uiting van echte liefde".
"Waarom is het dan toch zo gangbaar om de twee tegen elkaar uit te spelen? Ik vermoed dat er vaak van uitgegaan wordt dat het recht een instrument van de machthebbers is om mensen te kneden, terwijl je het recht evengoed vanuit de basis kunt zien: als zaken waarop mensen recht hebben en als mensenrechten die gerespecteerd moeten worden.”
Recht en liefde zijn geen tegengestelden
“De ander in zijn rechten respecteren is het minimum van liefde en daarom zijn recht en liefde voor mij niet tegengesteld, maar liggen ze in elkaars verlengde. Recht zou bijgevolg emancipatorisch moeten werken en niet beknottend. Het zou eigenlijk net moeten beschermen tegen machtsmisbruik in plaats van een instrument in de handen van de machthebbers te zijn. De katholieke kerk heeft op dit punt wel een probleem omdat ze geen scheiding der machten kent, wat de kans op misbruik vergroot. Toen we ooit in het aartsbisdom het voorstel deden om een verzoeningscommissie op te richten om geschillen te behandelen, reageerde kardinaal Godfried Danneels daarop dat dat niet hoefde, want hij was immers als bisschop dé verzoener in zijn bisdom. Niemand durfde nog iets te zeggen en de kous was af."
De liefde kan versmachtend worden.
"Zeker als de machthebber je liefheeft, kan dat een probleem zijn. Uw rechten respecteert hij niet, maar hij beweert wel je lief te hebben. Hoe wapen je je daartegen? De liefde wordt best gekanaliseerd en niet verweven met macht. Als de numero uno de liefde gaat beheersen en sturen, monopoliseren en gebruiken, loopt het verkeerd af.”
Liefdeskerk versus rechtskerk
“Elke gemeenschap heeft normen en wetten nodig, zo ook de kerk. Haar regels zijn bedoeld om het christelijke leven in goede banen te leiden. Ze zijn er met het oog op het zielenheil. Remediërende straffen willen mensen terug op het rechte pad brengen en willen de gelovigen binnen de gemeenschap houden."
"Toen het nieuwe kerkelijk wetboek van 1983 in de maak was, vond er een discussie plaats of de kerk wel een strafrecht nodig had. Dat zou zogezegd niet passen in een liefdevolle gemeenschap. Het kerkelijk wetboek zou alleen regels nodig gehad hebben over de ordening van de gemeenschap, maar het strafwetboek mocht afgeschaft worden. Onder anderen jurist en kerkhistoricus Rudolph Sohm had een tegenstelling gemaakt tussen een liefdeskerk en een rechtskerk. Als je dat verschil in de verf zet, wil uiteraard niemand zo’n rechtskerk en kiest iedereen voor de liefdesgemeenschap. Maar juist dat softe discours over de liefdeskerk geeft eigenlijk een carte blanche aan de machthebbers. Het recht negeren of terzijde schuiven, vergroot juist de kans op misbruik”.
Niets verbieden?
“Helaas was dat bijvoorbeeld het geval bij een aantal nieuwe religieuze bewegingen en gemeenschappen. Verblind door hun succes en de vele roepingen die ze voortbrachten, kregen ze carte blanche en bisschoppen voerden geen controle uit op hun werking. Eigenlijk maakten de kerkelijke verantwoordelijken in deze te weinig gebruik van het kerkelijk recht. Als ze sterker de rechtsregels zouden volgen, zouden ze ook beter toezicht houden op ieders functioneren in de kerk. Daar speelt een zekere impact van de sixties en de bevrijdingsbewegingen. Sindsdien is het verboden te verbieden en werden regels niet meer gevolgd. Het stak allemaal niet meer zo nauw.”
Wetten en regels zijn er niet voor niets.
“Voeg daar nog aan toe dat charismatische figuren soms een religieus karakter geven aan hun seksuele daden. De lichamelijke versmelting zou het goddelijke oproepen. Die etherische religiositeit toont de uitwassen van een liefdeskerk zonder recht. Je mag het recht ruim interpreteren, maar je mag geen carte blanche geven. Oefen controle uit zonder pietepeuterig te zijn.”
Identitaire honger
"Ik weet dat pastoraaltheologen niet super enthousiast zijn over het kerkelijk recht, want het begrenst zogezegd hun speelruimte. Maar nogmaals, ik vind dat het recht de zwaksten beschermt en de macht van de sterken beperkt. In de katholieke kerk is sommigen hun macht zeer groot, zoals die van de paus of van de bisschop. Of de macht ligt bij de mannen die gewijd kunnen worden. Dat zijn voor mij evenwel theologische kwesties en geen kerkrechtelijke. Als pastoraaltheologen bijgevolg moeite hebben met sommige regels in het kerkelijk recht, dan ligt dat meer aan het bijwoord ‘kerkelijk’ dan aan het recht. Het gaat over de theologische visie op de kerk en het ambt. Toch zie ik een kentering."
Vandaag hoor je minder dat het recht een hinderpaal is voor een authentieke geloofsbeleving.
"Nu vinden sommigen het recht veeleer aantrekkelijk omdat het duidelijkheid verschaft. Dat hangt samen met een identitaire honger. Hoe mensen aankijken tegen het recht, leert ons dus wellicht vooral iets over onze tijdgeest en over wat in de kerk op een bepaald moment leeft. Is er een aversie tegen of is er juist een te grote liefde voor het recht? Je moet altijd zien welke mechanismen er aan het werk zijn en tot welke ontsporingen dat kan leiden.”
Geloven als geestverruimend of als beperkend
“Je geloof is altijd een zeer bepalend onderdeel van je identiteit. Hoe je je identiteit invult, hangt ook samen met je persoonlijkheidsstructuur. Sommige mensen hebben duidelijkheid en houvast nodig. Daardoor klampen ze zich vast aan een dichtgetimmerd instrumentarium, maar hun waarheden worden dan al vlug exclusief. Wie niet meegaat in hun kijk, wordt afgeschreven."
"Geloof kan zowel geestverruimend als beperkend werken. Die twee manieren van functioneren van het geloof kun je verbinden aan identiteit. Er zijn vele kamers in het huis van de Vader. Maar het is juist omdat velen vonden dat het geloof beperkend en exclusief was, dat ze het afschreven. Ik ervaar het veeleer als geestverruimend in plaats van beknottend. De kans is evenwel groot dat ik daarmee niet in het winnende kamp zit.”
Door de krimp waarin de kerk verkeert, zie ik vaak een defensieve houding opdoemen waarbij de kerk zich terugplooit op zichzelf.
“Ze trekt zich terug uit de samenleving, maar de ruimte die ze daar achterlaat, wordt snel door anderen ingenomen en die plaats kun je niet meer opnieuw innemen. Je bent ze kwijt. Je krijgt dan een kleine rest overtuigden op een eiland."
"Mij lijkt het wenselijker dat de kerk naar buiten gaat en betrokken is bij wat in de wereld gebeurt. Tevreden zijn met een nichepositie in de marge strookt trouwens niet met de christelijke boodschap. Het evangelie is er niet voor de fijnproevers, maar voor alle mensen.”
Geloofsgesprek aangaan
“Waarom plooit de kerk terug op zichzelf? Ligt dat aan de geestesgesteldheid van de gelovigen? Hangt dat samen met angst, met een gebrek aan zelfvertrouwen, met een broze identiteit die snel aan het wankelen gaat als je in dialoog gaat met niet-katholieken? Wie zich opsluit met gelijkgezinden en alleen focust op liturgie en catechese voor de eigen club, die heeft volgens mij weinig toekomst. Met die aanpak gaat de kerk het niet redden. Hoe ga je het geloof dan overdragen op nieuwe generaties? Hoe ga je dan de jongeren en de niet-praktiserenden bereiken?”
De kerk moet naar buiten als ze toekomst wil hebben.
“Daartoe zul je wel een sterk inhoudelijk verhaal nodig hebben en tegelijk moet je als gemeenschap getuigen van een grote gastvrijheid zodat mensen de ruimte krijgen om te verbroederen bij een goed glas. Het is mijn ervaring dat het binnenkerkelijk ook moeilijk is om met elkaar over geloof te praten, terwijl het soms juist gemakkelijker is buiten de kerkmuren om daarover een goed gesprek te hebben. Je moet durven. Met een beetje moed kom je al ver.”
Weerbarstig en weerbaar
“Dat het kerkelijk recht een bijzonder dienstwerk binnen de kerkgemeenschap is, vind ik sterk uitgedrukt. Weerbarstig is het zeker wel. De gerichtheid op het zielenheil van de gelovigen klinkt in mijn oren als een sprookje met een happy end. En ze leefden nog lang en gelukkig… De werkelijkheid is minder rooskleurig, minder bevlogen. De ambitie van een jurist ligt niet zo hoog. Die laat mensen geruster dan een theoloog. Die laatste wil immers een goed mens van je maken, terwijl een jurist ook slechte mensen beschermt. Dat is toch een andere insteek.”
Een jurist kent geen naïeve antropologie. Hij heeft weet van het kwaad dat in de mens steekt en is daardoor realistischer.
“Misschien dat een kerkjurist daardoor ook minder makkelijk zijn geloof zal verliezen wanneer er zaken foutlopen in het kerkinstituut of wanneer ambtsdragers misbruikers blijken te zijn. Een canonist koestert immers geen al te optimistische verwachtingen tegenover mensen en de wereld. Hij accepteert de slechtheid en dat bepaalt zijn geloof niet.”
Weerbarstig en universeel
“Het christendom is weerbarstig en universeel. De Blijde Boodschap is er voor iedereen. Dat is het universele. Het weerbarstige ligt voor mij in de kritische houding tegenover de macht. Er is het besef dat macht altijd perverteert en je dus profetische stemmen nodig hebt om die macht te bevragen. Dat Christus aan het kruis eindigde, is een omkering van alle waarden.”
De kracht van ons geloof ligt niet bij macht, maar toont zich in zwakte.
“Die overtuiging zie je in geen enkele andere religie of ideologie. Die vervangen meestal de ene machthebber door een andere, maar de macht blijft. Het christendom daarentegen trekt elke macht in twijfel, zonder daarom de machthebber als persoon te verketteren. De mens wordt gevrijwaard, maar de macht wordt gewantrouwd. Het christendom is een godsdienst van de paradoxen, maar die geven ons meer speelruimte dan de dilemma’s van de samenleving. Ons geloof is een bron van permanente kritiek en daarin is het weerbarstig.”
Het christelijk geloof zoekt altijd de bevrijding van alle mensen uit alles wat verknecht. Door dat te doen, voedt het christendom bovendien de weerbaarheid van mensen.
“Het is een bron van kracht die je helpt om niet onderuit te gaan en staande te blijven. Geloof is de bedding waarin de rivier van je leven stroomt. Het geeft je een ruimer perspectief tegenover het moeilijke in het leven en helpt je verder te gaan. Weerbarstig tegen de macht, weerbaar voor jezelf; dat zijn alvast twee mooie troeven van het christendom.”
VERWERKINGSVRAGEN
- Hoe verhouden barmhartigheid en rechtvaardigheid, liefde en recht zich volgens jou tot elkaar?
- Waarom kan een gemeenschap niet zonder rechtsregels en wat zijn de gevaren als die regels veronachtzaamd worden?
- Rik Torfs beweert dat onze veranderde houding tegenover het recht vooral iets leert over de tijdgeest. Volg je hem in die redenering en zie je zelf gelijkaardige evoluties opduiken die de houding tegenover het recht wijzigen?
- Wat maakt dat het christendom weerbarstig, profetisch, bevrijdend en geestverruimend is?
- Is het volgens jou nodig dat de kerk bestaat? Wat maakt dat de kerk al dan niet relevant is? Wat zouden we missen als de kerk niet bestaat? Welke eigenschappen maken dat de kerk voor jou ‘fantastisch’ is of zou kunnen zijn?