De voorbije decennia heeft de ontkerkelijking van organisaties en instellingen zich verder doorgezet. Het typisch christelijke gedachtegoed verdwijnt naar de achtergrond. Volgens Emmanuel Van Lierde is en blijft het een cruciaal aspect of er voldoende christenen in de organisatie, beweging of instelling aanwezig zijn om de christelijke identiteit te belichamen.
Tony De Jans, zingevingscoördinator bij beweging.net nationaal en verantwoordelijke Pastoraal en Identiteit bij Caritas Vlaanderen, beaamt dat de katholieke identiteit snel kan verdampen als je geen gelovige mensen meer hebt. Voor hem ligt de sleutel in het aanbieden van vorming rond zingeving.
INZICHT
Mensen geven handen en voeten aan het christelijke verhaal
In 1962 gaven sociologen Jan Kerkhofs en Jean Van Houtte in hun boek De Kerk in Vlaanderen aan hoe de christelijke roeping van middenveldorganisaties bedreigd werd door de bureaucratisering en de massificatie die hun expansie met zich meebracht. De verzakelijking, de professionalisering en de schaalvergroting maakten tegelijk dat de werking onpersoonlijker werd. Theoloog Dries Bosschaert wijst er 60 jaar later in een gelijknamig boek op dat beide sociologen blijkbaar nog te weinig de impact voelden van de stijgende ontkerkelijking op het geloofsprofiel van de leden binnen die organisaties en op de identiteit van die bewegingen en verenigingen. Nochtans zou juist die evolutie volgens hem een grote impact uitoefenen op het christelijke middenveld en zo de fundamenten waarop de katholieke zuil (inclusief onderwijs en zorgsector) steunde, doen daveren.
Door de toenemende secularisatie, de detraditionalisering en het steeds pluralistischer worden van de samenleving werd in heel dat middenveld steeds meer de confessionele identiteit bevraagd en geherdefinieerd, met vaak naamsveranderingen tot gevolg waarbij de ‘K’ of de ‘C’ geschrapt werden. Maar ook bij de organisaties en instellingen waar dat niet gebeurde, staat het buiten kijf dat de religieuze inspiratie aan belang inboette en niet iedereen die ermee verbonden is, het gelovige profiel nog deelt. Om mogelijke spanningen daarover te vermijden en te maken dat toch iedereen zich kan vinden in de werking, wordt dan vooral gesproken over gedeelde waarden, los van een expliciet religieuze duiding en inspiratie, of men poogt het christelijke gedachtegoed te vertalen in seculiere termen. Daardoor verdwijnt evenwel het typisch christelijke nog meer uit beeld. Een christelijke identiteit is niet langer vanzelfsprekend, maar dat biedt tegelijk kansen om een debat over die identiteit te voeren en na te gaan waar het in wezen om draait. We kunnen van een legitimiteitscrisis gewagen, omdat er niet langer een beroep kan worden gedaan op een gedeeld verhaal of een gedeelde traditie. De relevantie daarvan staat onder druk en moet aangetoond worden: waarom is onze organisatie of instelling katholiek of christelijk en welke meerwaarde houdt dat in?
Bosschaert doet in zijn artikel De katholieke identiteit van middenveldorganisaties: Van christelijke inspiratie tot een religieus verleden (in: Gilke Gunst & Stijn Latré (red.), De Kerk in Vlaanderen, UCSIA/Pelckmans, Kalmthout, 2022, pp. 192-198) een beroep op Thomas Jeavons, Ronald J. Sider en Heidi Rolland Umruh om te omschrijven wat ‘faith based organizations’ typeert.
Jeavons somt zeven karakteristieken op:
- de zelfidentificatie (zoals onder meer uitgedrukt in de naam en de visieteksten),
- de religiositeit van leden en werknemers,
- de materiële steun die voornamelijk van religieuze individuen of groepen komt,
- het religieuze karakter van doelen en diensten,
- de rol van religieuze waarden en ervaringen in de besluitvorming,
- de nauwe band tussen leiderschap en religiositeit, en ten slotte
- de voorkeur om prioritair met andere religieuze organisaties samen te werken.
Sider en Umruh vertaalden die karakteristieken naar een classificatie:
- ‘geloofsdoordrongen’ (of faith-saturated),
- ‘geloofsgecentreerd’ (of faith-centered),
- ‘geloofsgerelateerd’ (of faith-related),
- ‘geloofsachtergrond’ (of faith-background)
- ‘seculier’ (of secular).
Het christelijke middenveld in Vlaanderen lijkt in de voorbije 60 jaar opgeschoven te zijn van de eerste drie naar de laatste twee categorieën. Vaak zindert op de achtergrond de historische band met het christendom en de kerk nog mee, maar speelt het geen rol meer in de keuze en de aanwerving van personeel, de aangeboden diensten, de besluitvorming of de financiering van de organisaties. Bij de leden en de medewerkers valt een groeiende levensbeschouwelijke pluralisering te merken. Onder invloed van toenemende professionalisering werd volgens Bosschaert steeds meer afstand genomen van de kerkelijke hiërarchie, maar ook van de kerkelijke standpunten, ook al boden de vernieuwingen van het Tweede Vaticaans Concilie nieuwe kansen tot participatie en zelfs tot het herontdekken van de christelijke inspiratie. Door de ontkerkelijking en het pluralisme namen veel middenveldorganisaties afscheid van hun katholieke of christelijke identiteit. Alleen in missieteksten duikt dan soms nog een verwijzing op naar de christelijke wortels van weleer.
Een cruciaal aspect is en blijft of er voldoende christenen in de organisatie, beweging of instelling aanwezig zijn om de christelijke identiteit te belichamen en hoe de andere medewerkers zich opstellen. Je hebt voldoende gist in het deeg nodig om de katholieke identiteit daadkrachtig te laten zijn. Zonder mensen die bereid zijn de christelijke overtuiging te belichamen, lukt het niet om de katholieke identiteit in leven te houden. Tegelijk zal een eigentijdse en aantrekkelijke vertaling van het christelijk narratief nodig zijn opdat mensen zich daarvoor willen engageren. Aldus is de identiteit van een organisatie of instelling altijd tegelijk een zaak van mensen en een zaak van visie.
GETUIGENIS
Naastenliefde volgens Tony De Jans, zingevingscoördinator bij beweging.net nationaal en verantwoordelijke Pastoraal en Identiteit bij Caritas Vlaanderen
“Van medewerkers bij de christelijke middenveldorganisaties – ook die waar de C of de K uit de naam verdwenen is – krijg ik vaak te horen dat ze zich nog altijd herkennen in de christelijke waarden en dat ze vanuit dat waardenverhaal verder gestalte geven aan hun identiteit. Ik vraag hen dan over welke waarden ze het hebben en dan komen solidariteit, rechtvaardigheid, verdraagzaamheid en dienstbaarheid steevast als eersten uit de bus. Maar die zijn toch niet typisch christelijk? Niet-christenen hangen die waarden evengoed aan. Alle politieke partijen in ons land stellen dat ze solidair zijn, zelfs het Vlaams Belang. Vraag is vooral welke lading die vlag dekt. Hoe kleur je die waarden in? En wat inspireert jou om die waarden na te streven of voorop te zetten? Je identiteit zit op een dieper niveau: dat van de inspiratie.
Gewijzigde positie
Gelovigen, het christelijke middenveld en het katholiek onderwijs worstelen al decennia met hun identiteit in een veranderde en nog altijd snel veranderende cultuur. De kerk stelt steeds vaker dat christenen een minderheid geworden zijn in Vlaanderen, maar tegelijk handelen we alsof we nog in de meerderheid zijn. Accepteren we de gewijzigde positie en zien we ze als een kans in plaats van als een bedreiging? Het katholiek onderwijs heeft 70 procent marktaandeel. Het is de grootste speler. Maar welke plaats heeft de katholieke identiteit in de scholen en wie belichaamt dat geloof? Is er op de werkvloer nog voldoende gist in het deeg?
Finaal komt het aan op de juiste mensen hebben die in staat zijn de brug te blijven bouwen tussen geloof en cultuur.
Als je deze mensen niet hebt, zal je katholieke identiteit snel verdampen. En die gelovigen dienen voorts de ruimte te krijgen om te werken rond identiteit, om anderen daarin te vormen en mee te nemen in een bepaalde dynamiek rond zingeving. Vanuit gelovig standpunt weten we welke drie strategieën rond identiteit niet werken:
- het waardenverhaal in de plaats stellen van het geloofsdiscours,
- het meegaan in de secularisering en ons aanpassen aan de tijdgeest
- een reconquista, een herovering van het verloren terrein en het opnieuw opleggen van het geloof
We kennen het ideale model: dat van de eigentijdse herprofilering in dialoog met de huidige cultuur. De vraag blijft evenwel hoe je die strategie in praktijk kan brengen? Nogmaals, dat kan maar als je er de juiste mensen voor hebt. Dat is de crux.
Humaniserende boodschap
Ik stel vast dat transcendentie in onze cultuur nog maar zelden aan bod komt. Accepteren dat er iets meer kan zijn tussen hemel en aarde ligt moeilijk in de seculiere cultuur. Steeds minder mensen weten de band te leggen tussen onze levenservaringen en een transcendent verhaal. Jezus heeft een zeer humaniserende boodschap, maar hoever gaat die? Brachten we de humaniteit waar Hij voor stond, maar in praktijk! Hoe uitdagend is het niet om die boodschap in praktijk te brengen? Je andere wang toekeren, vergeven, geweldloosheid… Je stelt je wel heel kwetsbaar op als je in Jezus’ voetspoor wilt treden. En dan duikt de vraag op: kun je die grote menselijkheid volhouden als ze niet gevoed wordt uit een transcendente bron? Je gaat sowieso tegen de stroom in, want onze neoliberale ik-cultuur wijst je andere richtingen uit: zelf uitblinken, geen rekening houden met de ander, profiteren en genieten… Je moet sterk staan om tegen de stroom in te gaan.
Als we ervan overtuigd zijn dat Jezus’ boodschap relevant blijft en dat onze cultuur de verkeerde kant uitgaat, dan moeten we ons ook afvragen hoe we dat uitgelegd krijgen aan onze tijdgenoten.
Waarom krijgen we onze boodschap niet verkocht? Waarom is ons alternatief niet aantrekkelijk? Velen beseffen toch dat het neoliberale model op zijn limieten stoot?
Identiteit
Mijn jobs bij beweging.net en bij Caritas Vlaanderen houden in dat ik anderen gevoelig tracht te maken voor zingeving en daar vormingen rond aanbied. Zingeving speelt zich af op drie werkterreinen die voortdurend met elkaar in interactie zijn: identiteit, ethiek en inspiratie. Identiteit behelst het nadenken over je eigenheid: waar sta je voor en wat wil je realiseren? Welk verhaal wil je vertellen en wat drijft je? Waar maken we het verschil of waar willen we het verschil maken? We willen niet bloedeloos, niet kleurloos zijn. Vanuit een actief pluralisme worden die vragen vandaag beantwoord in verbondenheid met andere partners.
Wie wil werken aan ‘goed samenleven’, heeft bondgenoten nodig. Op je eentje lukt het vandaag niet meer.
Een verbindend middenveld blijft hier een belangrijke rol spelen om de samenleving op te bouwen en om in te gaan tegen onverschilligheid. Het middenveld blijft een tegenstem tegen de grootmachten die onrecht veroorzaken en de motor die de handen van het volk in beweging brengt voor meer rechtvaardigheid, vrede en zorg voor de schepping.
Ethiek
Goed samenleven en een goed leven, dat is het domein van de ethiek. Wat is ons ethisch kompas? Welke waarden bepalen ons toetsingskader om een uitdaging te beoordelen? Welke richting willen we uit in ons leven en met de samenleving? Wat vinden we de moeite waard om na te streven en ons leven op af te stemmen? Zijn we met de juiste dingen bezig? Wat vinden we menswaardig en beschermwaardig? Denk aan waardig werk en een zinvolle job of correcte en betaalbare huisvesting. Wonen en werken blijven belangrijke thema’s voor het middenveld. Vandaag staat ook duurzaamheid hoog op de agenda. Dat zijn onderwerpen waar het middenveld iets wil aan doen en waar het tegelijk wil wegen op het beleid. Je hebt trouwens een ruimer netwerk nodig om te wegen op de politieke agenda. Als je nog zaken in deze wereld wilt realiseren, heb je bondgenoten in de strijd nodig. Dat geldt voor de minderheidskerk, dat geldt evenzeer voor verenigingen en organisaties. De tijd dat ieder op zijn eiland kon blijven, is al lang voorbij. Je zet maar iets in beweging door zoveel mogelijk partijen te betrekken.
Misschien delen we elkaars overtuiging niet, maar vinden we elkaar wel rond een concreet doel of project. Dat is prima. Als het goede maar gebeurt. Als God maar gebeurt.
Daarom zijn christenen geroepen om bruggenbouwers te zijn en om aanwezig te zijn in de wereld, om present te zijn waar het leven zich afspeelt. Als ze die rol niet opnemen, verdampt het geloof inderdaad. Christenen mogen zich niet terugtrekken in de veilige binnenkerkelijke cocon, ze moeten kansen grijpen om te bouwen aan het Rijk Gods in de wereld. De dienst aan de wereld hoort wezenlijk bij onze roeping als christen en om die dienst te verwezenlijken, heb je een netwerk nodig. Vergeet trouwens niet dat partners vaak een specifieke strategie hebben en maar een deelaspect van een probleem aanpakken. De ene biedt voedselhulp, terwijl de andere de structurele oorzaken van armoede bestrijdt en de derde is vooral met politiek lobbywerk bezig. Elk heeft zijn taak en daarom moet je samenwerken met partners en bondgenoten zoeken. Dan kun je elkaar versterken en bereik je daadwerkelijk iets.
Inspiratie
Tot slot is er de inspiratie. Waar halen we de mosterd voor onze sociale inzet? Welke verhalen motiveren ons? Vanuit welke bronnen leven wij? Wat moedigt ons aan om een beter mens te willen worden in een betere wereld? Soms is het ook de vraag: waar is de zin gebleven? Waar hebben we de goesting verloren? Onze inspiratieverhalen zijn ons referentiekader en onze horizon. Ze bieden perspectief en hoop, een droom en een houvast. Ze houden ons scherp en ze voeden onze veerkracht.
Tegelijk besef je dat de strijd nooit volledig zal gestreden zijn omdat er altijd nieuwe vormen van onrecht en uitsluiting opduiken.
Des te belangrijker om de droom levend te houden op een goed leven voor iedereen. Iedereen telt, elke mens telt. Christenen vinden die bronverhalen in het evangelie, maar ook in de sociale encyclieken en in historisch sterke figuren zoals Jozef Cardijn of zuster Jeanne Devos. Zij hadden oog voor de meest kwetsbaren. Vandaag ontluikt volop een nieuwe filosofische stroming die effectief vertrekt vanuit de kwetsbaarheid van alle levende wezens en van onze planeet, waarbij tegelijk een ‘culture of care’ wordt bepleit. Tegenover de weerbarstigheid en de broosheid van het bestaan is zo’n discours heilzaam. Ook voor christenen blijft kwetsbaarheid een centraal aandachtspunt.
Aan de slag
Op die drie terreinen moet je altijd weer aan de slag. Dan kun je samen zin beleven, dan komt er ruimte voor zingeving. Het is mensen goesting in zin geven en hen daar ook een taal voor aanreiken, want steeds weer hoor je over het taalprobleem.
Het kerkjargon komt niet meer over, er is nood aan hertaling en aan het aanreiken van een eigentijdse taal rond zingeving, of aan het laten oplichten van de betekenis achter oude woorden.
We doen dat met publicaties, filmpjes, getuigenissen, liederen, een zingevingsdag enzovoort. Je moet je medewerkers en vrijwilligers meenemen in je verhaal. Ik zie daarbij weinig verzet tegen het christelijke verhaal, maar je merkt wel dat het kerkinstituut voor sommigen een struikelsteen is of een brug te ver. Door de misbruikschandalen en door sommige standpunten over bijvoorbeeld de rol van vrouwen in de kerk is dat goed te begrijpen, maar gooi alstublieft het kind niet met het badwater weg. Laat ons de Bijbelse en de christelijke visie verder blijven omarmen als belangrijke bron van zingeving in onze cultuur. Laten we die mooie erfenis niet verkwanselen, want ze helpt ons de medemenselijkheid te realiseren.”
VERWERKINGSVRAGEN
- Wat maakt voor jou dat de organisatie waarin je werkt of de vereniging waarvan je lid bent, christelijk of katholiek is? Waaraan is het christelijke of het katholieke te merken? Ervaar je daardoor ook een verschil met andere organisaties of verenigingen?
- Bekijk waar jouw organisatie of vereniging staat inzake de zeven karakteristieken van Thomas Jeavons en waar zou je je organisatie of vereniging dat situeren in de classificatie van Sider en Umruh?
- Vaak refereren mensen aan de christelijke waarden om aan te geven dat ze nog belang hechten aan het christendom en er zich ergens nog mee identificeren. Wat schort er aan dat waardenverhaal? Waarom klopt die verwijzing naar de christelijke waarden niet?
- Tony De Jans stelt het christendom tegenover het neoliberalisme. Waar botsen christendom en neoliberalisme volgens jou met elkaar? Kun je aan de hand van enkele kenmerken de verschillen tussen beide in de verf zetten (bijvoorbeeld gerichtheid op de naaste versus ik-gerichtheid)?