Is samen op weg gaan naar erkenning en heling mogelijk in een gewonde wereld en een gewonde kerk? (© NRV-SP)

Met de Praagse priester en auteur Tomáš Halík onderzoekt Emmanuel Van Lierde de tekenen van de tijd om vast te stellen dat met het leeglopen van de kerken en de schandalen wereldwijd, ook de geloofwaardigheid van de Kerk aangetast is. Het is een gewonde kerk. En wij zijn gekwetste christenen. Hoe kunnen we gevoelens van onmacht en schaamte te boven komen?
In dezelfde lijn getuigt Mia De Schamphelaere, coördinator van het Nederlandstalige gemeenschappelijke opvangpunt voor seksueel misbruik, hoe vanaf 2010 – toen de affaire-Vangheluwe aan het licht kwam – in de kerk verschillende stappen gezet zijn om slachtoffers van misbruik te erkennen. 

INZICHT
Een gewonde wereld en een gewond christendom

De Praagse priester en auteur Tomáš Halík gewaagt van een gewond christendom. Sterk daarover zijn onder meer zijn boeken Raak de wonden aan. Over niet zien en toch geloven en De namiddag van het christendom. Op weg naar een nieuw tijdperk. Hij vertrekt telkens vanuit de realiteit en analyseert de tekenen van de tijd. Hij stelt vast dat kerken, kloosters en seminaries leeglopen en dat tienduizenden de kerk verlaten. “De donkere schaduwen van het recente verleden hebben de geloofwaardigheid van de kerken aan diggelen geslagen.” Lantaarnontsteker 600 (©NRV-SP)

Halík laat ook niet na te getuigen vanuit zijn eigen leven: “Heel wat jaren geleden bezocht ik Madras, het hart van het Indiase christendom. Daar bevindt zich het graf van de apostel Thomas, de patroonheilige van India, die er al sinds de oudheid vereerd wordt. ’s Morgens vierde ik eucharistie in de kathedraal en nam als lezing de bekende tekst uit het Johannesevangelie over de twijfelende Thomas die de wonden van Christus aanraakt”, vertelt de man die zijn voornaam aan die apostel dankt. Een Indiase collega nam hem die namiddag mee naar de plaats waar volgens de legende de apostel Thomas de marteldood was gestorven en naar een katholiek weeshuis in de buurt. “Gedurende mijn reizen naar Azië, Afrika en Zuid-Amerika had ik de armoede al recht in de ogen gekeken en vanuit mijn klinische praktijk en mijn ervaring als biechtvader is ook morele ellende me niet vreemd – de verborgen kwellingen die de harten van de mensen teisteren en de donkere holtes waarin het lot iemand kan doen belanden. Ik heb de ‘Golgothas van onze tijd’ bezocht, de concentratiekampen van de nazi’s en de communisten, evenals Hiroshima en Ground Zero in Manhattan. Allemaal plaatsen die op een krachtige manier de nog levendige herinneringen uitstralen van het misdadige geweld daar gepleegd. Maar zelfs tegen heel die achtergrond, kan ik het weeshuis in Madras onmogelijk vergeten. In de schijnbaar eindeloze gangen lagen overal jonge, verlaten kinderen. Hun magen gezwollen van de honger. Kleine skeletten waren het, bedekt met een zwarte, vaak ontstoken huid. Waar ik ook keek, overal werd ik aangestaard door hun koortsige ogen. Eigenlijk wilde ik er zo snel mogelijk van wegvluchten (en niet alleen van daar). Het liefst had ik mijn ogen en mijn hart gesloten en alles uit mijn geheugen gewist.

Eens te meer herinnerde ik me de woorden van Ivan Karamazov, die ‘God het toegangskaartje terug wilde geven’ voor een wereld waarin kinderen lijden.

Maar juist op dat moment diende er zich een zin aan, ergens diep in me verscholen: ‘Raak de wonden aan!’ En ook: ‘Kom hier met uw vinger en bezie mijn handen. Steek uw hand uit en leg die in mijn zijde’.” Oog in oog met de lijdenden zijn we als mensen inderdaad geneigd om weg te kijken of weg te lopen. Halík legt in zijn boek Raak de wonden aan uit dat dat komt door de onmacht die ons overvalt en door een schaamtegevoel omdat we het zelf wel goed hebben, omdat we zelf gezond en bemiddeld zijn tegenover de hongerige of zieke medemens. Maar die opstekende gevoelens moeten we durven te overstijgen door ervoor te kiezen niet weg te kijken, door nabij te blijven, zelfs als we niets kunnen doen. 

Het komt er in zulke momenten op aan de ander te zien en te erkennen, je te laten raken en te doen wat kan, zelfs als dat louter nabij blijven is.

Kortom, we mogen niet capituleren in het aangezicht van het kwaad of het lijden. Dat betekent dat we niet het laatste woord geven aan dat kwaad of dat lijden. Dat we tonen dat de liefde sterker is, dat de liefde alles verdraagt (1 Korintiërs 13, 7). Tonen dat zelfs het grootste kwaad de kleine goedheid niet klein krijgt. Alleen zo duurt de verrijzenis voort, de resurrexio continuo.

Plots kwam het evangelieverhaal over de ‘patroonheilige van de twijfelaars’ die ochtend voor Halík tot leven. “Jezus vereenzelvigde zich met allen die klein zijn en lijden. Met andere woorden: alle pijnlijke wonden en alle menselijke ellende in de wereld zijn ‘de wonden van Christus’. Daarom kan ik alleen in Christus geloven en heb ik alleen dan het recht om uit te roepen: ‘mijn Heer en mijn God’, als ik Zijn wonden aanraak. En die zijn nog talrijk aanwezig in onze wereld. Anders mist mijn uitroep: ‘Heer, Heer!’, elke inhoud en blijft hij zonder gevolg.

Natuurlijk is het zinloos zichzelf te beschouwen als een Messias, in staat om alle wonden van de wereld te helen.

Trouwens, zelfs Hij heeft dat niet bereikt tijdens Zijn zending op aarde (Hij heeft dat niet eens geprobeerd). Wij moeten uitgerekend de verleiding weerstaan (een verleiding die de magie van een revolutionaire actie als oplossing voorschotelt) ‘stenen in brood te veranderen’ (zie Mattheüs 4, 3). Toch mogen wij niet weglopen voor de 9 gewondeChristus 600 (©pixabay)wonden van de wereld, we mogen ze niet de rug toekeren. We moeten ze ten minste zien, ze aanraken en ons erdoor laten interpelleren. Als ik onverschillig blijf tegenover de wonden, er in een boog omheen loop, er niet door gewond raak, hoe kan ik dan mijn geloof en mijn liefde betuigen tegenover God, die ik niet gezien heb? (zie 1 Johannes 4, 20). Want dan zie ik Hem inderdaad niet!” Als ik geconfronteerd met het lijden zelf onverschillig, onbewogen en niet-verwond blijf, dan kan ik onmogelijk de liefde van God ontdekken. Weglopen van de wonden is weglopen van Christus. Hij vraagt van aan het kruis: “Loop niet van Mij weg!” De roep: “Waarom hebt Gij mij verlaten?” is niet alleen aan de Vader gericht, maar ook aan ons.

Halík vat nog eens samen tot welk inzicht hij daar in dat weeshuis kwam: “Ja, daar in Madras werd mij plotseling overduidelijk: ik heb niet het recht te beweren in God te geloven als ik de pijn van mijn naaste niet ernstig neem. Een geloof dat de ogen sluit voor het lijden van mensen is gewoon een illusie of opium. Je kan Sigmund Freud en Karl Marx alleen maar gelijk geven als ze dat soort geloof onder kritiek plaatsen!”

Vanuit zijn geloof weigert Halík te wanhopen en hij blijft geloven in de kracht van de liefde die sterker is dan de dood en in de verrijzenis, niet als een happy end, maar als een uitnodiging en een uitdaging. “Misschien kreeg Thomas door de aanraking van de wonden – wat zijn geloof deed verrijzen – hetzelfde dieptezicht als ik in een flits ontving in dat weeshuis in Madras: ‘Het is daar waar je menselijk lijden aanraakt, en misschien alleen daar, dat je zult beseffen dat Ik leef, dat “Ik het ben”. 

Je zult Me overal ontmoeten waar mensen lijden. Steek je niet weg voor Mij tijdens zulke ontmoetingen. Wees niet bang. Wees niet ongelovig, maar geloof!’

De Heer van het Oude Verbond verscheen aan Mozes in een brandend braambos (zie Exodus 3). Zijn eniggeboren Zoon, onze Heer en onze God, openbaart zich in het vuur van het lijden, in het kruis. En Zijn stem is voor ons alleen hoorbaar wanneer wij ons kruis dragen en bereid zijn de lasten van anderen te dragen, wanneer de wonden van de wereld – Zijn wonden – voor ons een uitdaging vormen.” De toegangspoort tot het geloof, tot de ontmoeting met Christus, zijn de gapende wonden van onze tijd. Die moeten we aanraken en helen, al zullen wonden altijd wonden blijven. Toch moeten we blijven geloven in de kracht van de liefde die de pijnen verzacht en de dood overwint. Juist in het aanraken van de wonden doet zich een onverwachte ervaring van God voor. 9 slachtoffMan 600 (©pixabay)

God verschijnt als een gewonde God en tegelijk als een sym-pathetic, een mee-voelende God.

Velen schrijven God af omwille van het kwaad en het lijden in de wereld. Merkwaardig genoeg verhaalt de Bijbel van een God die juist in dat lijden te vinden is. In dat opzicht is de Bijbel geen idyllisch verhaal of charmant sprookje, maar een verstorend drama dat onze kijk overhoop gooit. Het ‘Ecce homo, zie de mens’ is eigenlijk effectief een ‘Ecce Deus, zie God’. Alleen die gewonde God kan echt de wonden van de wereld helen, vindt Halík. Terecht accepteert de apostel Thomas geen andere God dan diegene die de tekenen van het lijden in zich draagt. Jezus toont ons zijn wonden als een soort identiteitskaart waarmee Hij zichzelf legitimeert. Alleen aan die stigmata kun je Hem erkennen en alleen zo’n gewonde God kan verrijzen en nieuw leven brengen. En de kerkgemeenschap zal bijgevolg vooral een ‘gemeenschap van de geschokten’ zijn die zich laten verontrusten door de wonden van de wereld, door de wonden van de armsten en de verstotenen, door de wonden in de eigen gemeenschap – ook de kerk brengt soms wonden toe bij anderen en de geloofsgemeenschap is soms zelf verwond omdat anderen haar leed aandeden – en door de wonden in zichzelf, maar die zich laten uitdagen door een God die weet heeft van al die wonden, door een God die zelf verwond is. 

Laat het meteen duidelijk zijn: de kerk is een gemeenschap van zondaars en van gewonden, niet van perfecten en zuiveren.

Die laatste kerk zou hooguit uit een elitaire kleine rest kunnen bestaan die al snel anderen – iedereen – die niet perfect en zuiver zijn, uitsluit, terwijl een nederige kerk open en gastvrij wil zijn voor iedereen. Een niet-besmeurde kerk, de vlekkeloze bruid, is mogelijk iets voor in het hiernamaals, maar op aarde bestaat dat ideaal niet en wie daarnaar streeft, dreigt een moralistische ideologie uit te dragen die juist versmachtend, verstikkend en discriminerend zal zijn.

Christenen zijn volgens de Praagse priester geroepen om mee te voelen en mee te lijden met de lijdende mensheid, maar tegelijk stelt hij vast dat het gewonde christendom van onze tijd wezenlijk deel uitmaakt van onze gewonde wereld. Het christendom is effectief gewond door de onderlinge verdeeldheid tussen de christenen, maar ook door de vele vormen van seksueel en psychologisch misbruik. Ook die wonden mogen niet uit de weg worden gegaan, ook die slachtoffers moeten worden gezien en geholpe9 TomasHalikHandtekening 500 (©wikimedia)n op alle mogelijke manieren. Halík merkt daarbij op: “Vreemd genoeg toont de kerk zich tegenover dictaturen en in totalitaire regimes altijd een vurige verdediger en beschermer van de mensenrechten en de democratie, maar ontbreekt het haarzelf aan een cultuur van dialoog en democratie. Daarnaast lijkt het alsof de interreligieuze dialoog makkelijker is dan de binnenkerkelijke. De kerk heeft daar nog werk voor de boeg. Interne pluraliteit is een rijkdom en eenheid hoeft geen uniformiteit te betekenen”.

Solidair zijn, ons laten raken, dat is voor Halík ook ons laten verwonden, bereid zijn op de knieën te gaan voor de ander, ons te laten stigmatiseren, wonden op te lopen aan het bestaan en aan de liefde, vanuit de hoop dat er opstanding komt. Ook de voorbeden plaatst hij binnen deze solidariteit met de gewonden. 

In het gebed voor anderen leert de bidder tegelijk te onderscheiden tussen wat hijzelf kan veranderen en wat hij niet kan wijzigen.

In het gebed voor anderen leer je uit handen te geven, je legt het in andere handen, in Gods handen –; waar hij of zij zich kan engageren – en daar dan de moed en de kracht toe te ontvangen – en waar niet, wat beslist niet inhoudt dat je dan je ogen sluit voor de wonden. Dat gebed helpt je realistisch én deemoedig te zijn, het helpt je weg te kijken van de eigen navel en de noden van anderen te zien, het helpt om niet weg te vluchten van het lijden, maar na te gaan hoe je met jouw leven kunt antwoorden op Gods appel. Daarom zijn het gebed en het mediteren werkplaatsen en oorden van genezing van de wonden.

 

GETUIGENIS
Naastenliefde volgens Mia De Schamphelaere, coördinator van het Nederlandstalige gemeenschappelijke opvangpunt voor seksueel misbruik

“In juni 2010 was mijn mandaat verstreken als federaal volksvertegenwoordiger in de Kamer. Ik was daar onder meer voorzitter geweest van de justitiecommissie. In april 2010 was de affaire-Vangheluwe aan het licht gekomen en tal van slachtoffers van seksueel misbruik meldden zich in de nasleep daarvan. Er werd een bijzondere parlementaire onderzoekscommissie opgericht en gezien mijn achtergrond kon ik als oud-Kamerlid de bisschoppen ondersteunen om hun getuigenis daar voor te bereiden. Ik wist hoe zulke commissies in hun werk gaan, dat je best al zelf een vertaling van je toespraak voorziet enzovoort. Als gevolg van die parlementaire commissie ontstond het arbitragesysteem en kwamen er in alle bisdommen en voor de religieuzen informele meldpunten waar je misbruik kon signaleren en waar bekeken werd welke stappen mogelijk waren. Ik werd toen vanuit de Unie van de Religieuzen van Vlaanderen (URV) gevraagd om als jurist deel uit te maken van het meldpunt voor klachten over religieuze daders. 9 Mia De Schamphelaere (© FrankBahnmuller)

Toen er na enkele jaren minder klachten kwamen, werden de meldpunten in 2021 vervangen door één Nederlandstalig gemeenschappelijk opvangpunt dat ik tot op vandaag coördineer. Een interdisciplinair team volgt evenwel de meldingen op, dat doe ik niet alleen. Er is gezamenlijk overleg en we kunnen elkaar ondersteunen, want die verhalen van misbruik komen hard binnen. Alle leden daarvan zijn vrijwilligers, wij worden niet betaald. Dat is om te vermijden dat de indruk wordt gewekt dat wij in dienst van de kerk staan. We werken onafhankelijk. We geven advies over wat wenselijk is en helpen om te komen tot erkenning, verwerking en heling, maar we staan in niemands dienst.

 

Erkenning

Sinds 2010 heb ik heel wat slachtoffers opgevangen, beluisterd en zijn we vaak samen op weg gegaan in de richting van erkenning en heling. Dat leidde soms tot een confrontatie met de dader, meestal echter tot een erkenningsgesprek met de bisschop of de overste.

Tijdens zo’n ontmoeting konden en kunnen de zaken benoemd worden, erkend worden, kan er een spijtbetuiging volgen en kan een dading voorgesteld worden die de spijtbetuiging symbolisch kracht bij zet.

Dat is geen compensatie voor alle geleden schade. Als opvangpunt doen wij niet aan waarheidsvinding. We gaan uit van de geloofwaardigheid van het slachtoffer. Je moet ook hun timing, mogelijkheden en wensen respecteren. Het zijn niet wij als buitenstaanders die bepalen wanneer iemand er klaar voor is om met zijn of haar verhaal naar buiten te komen en wat er vervolgens nodig is. Neen, de slachtoffers moeten hun leven in handen kunnen nemen en zelf de regie bepalen.

Ik merk dat de slachtoffers vooral gehoord willen worden en erkenning willen krijgen van de kerk. Daarom willen ze hun verhaal niet ergens bij een onafhankelijke instantie vertellen, maar willen ze dat expliciet doen tegenover een kerkleider of tegenover de dader. Ze willen dat de kerk weet heeft van wat er gebeurd is, dat die kerk dat ook toegeeft en hen als slachtoffer ziet en erkent.

 

Weerbarstig dienstwerk

Aanvankelijk zag ik die opdracht als een dienstwerk aan de kerk. Het was jezuïet Fernand Van Neste, een wijze man en ethicus, die me gevraagd had om dit te doen. Ik was als gelovige ook geschokt door de vele misbruikschandalen die aan het licht kwamen. Ik vond dat die slachtoffers geholpen moesten worden. Tegelijk dacht ik dat als ik mijn steentje kon bijdragen, me dat zou helpen omgaan met mijn eigen schaamte en mijn vragen over alles wat gebeurd was. Ik probeer het beluisteren en op weg gaan met slachtoffers echt te beleven als gelovige, als een spiritueel gebeuren.

Die getuigenissen deden me beseffen hoe diep en hoe groot de wonden zijn die bij slachtoffers werden geslagen, maar hun wonden zijn tevens onze wonden.

De daders hebben evengoed de kerk verwond, het lichaam van Christus. De daders hebben Christus opnieuw gekruisigd. Onlangs nog was ik met een slachtoffer bij een overste op gesprek. In mijn blikveld zat het slachtoffer toevallig juist onder een kruisbeeld. Ik kon niet anders dan het slachtoffer en die lijdende Christus met elkaar vereenzelvigen. Mijn geloof helpt me om deze weerbarstige diaconie vol te houden. We moeten de wonden zien. Dat vereist allereerst dat je jezelf klein maakt om alle ruimte aan de ander te geven. 9 MeToo 600 (©pixabay)

Pas als je je nederig opstelt, durft de ander zijn wonden te tonen, ze te openen.

Je kunt daar niet voor weglopen, je moet ze in de ogen kijken. Pas dan kan gezocht worden hoe we samen die wonden kunnen verzorgen en hoe er opstanding kan komen. Het kruis is niet het einde. Hoe wordt nieuw leven mogelijk? Die gesprekken met slachtoffers voeren me tot gebed opdat Christus hun wonden zou helen. Als ik Jezus aan het kruis zie hangen, bedenk ik me dat Hij opmerkte dat Zijn daders niet wisten wat ze deden. Wat hebben de mensen niet allemaal in Zijn naam gedaan? Hoeveel geweld is er in naam van God niet gebeurd? Als christenen God aanspreken als ‘onze Vader’, dan is iedereen Zijn kind. Alle mensen zijn dan zielsverwanten. Als de ander mijn naaste is, dan mag ik niet weglopen van zijn lijden. Dan moet ik zijn wonden zien, hem of haar optillen en verzorgen. Dat is diaconie die werkt aan herstel, heling, verzoening en eenheid.

 

Blijvend op weg gaan

Ik beschouw wat ik doe nu veeleer als een diaconie aan de overlevers zelf. Zij zijn dankbaar omdat ze voor het eerst geloofd worden, hun rugzak aan iemand kunnen afgeven, het aan de verantwoordelijken kunnen zeggen en dat die spijt betuigen. Dat werkt bevrijdend. Met een groot aantal slachtoffers heb ik blijvende goede contacten. Elke overlever is anders. Voor sommigen is een eenmalige ontmoeting voldoende, anderen willen blijvend contact. Sommigen vinden dat er naar het voorbeeld van rouwpastoraal of pastoraal met echtgescheidenen ook voor hen samenkomsten met lotgenoten moeten zijn waar ze hun verhaal kunnen delen en waar hun lijden ook ritueel een plaats krijgt.

In een aantal kerken prijkt ondertussen een glazen beeld dat een doopkleedje toont, een verwijzing naar de kinderlijke onschuld, maar het lege kleed staat symbool voor de eenzaamheid en de kwetsbaarheid.

Het beeld herinnert ons aan alle slachtoffers van misbruik in de kerk. Eigenlijk zou elke kerk zo’n beeld mogen plaatsen en het zou goed zijn dat er bidprentjes bij liggen waarin de zondigheid van de kerk gehekeld wordt, er om vergiffenis wordt gevraagd en waar God gesmeekt wordt de wonden te helpen helen. Tot nu toe zagen we wellicht te weinig in dat de kerk blijvend op weg moet gaan met de slachtoffers, dat deze weerbarstige diaconie blijvend nodig is, en dat het niet na een paar gesprekken afgehandeld kan zijn. Er is een blijvende pastoraal nodig met geregeld ook rituelen.

 

Structurele oorzaken

Met de huidige structuren kan de kerk niet voort, want die maken slachtoffers. De kerk moet de structurele oorzaken achter het misbruik zien. Als ze die niet ernstig aanpakt, heeft ze geen toekomst. Dan kan de kerk haar geloofwaardigheid niet herstellen. Wat is een van de grote oorzaken? Het klerikalisme, dat maakt dat priesters zichzelf als een aparte kaste beschouwen die verheven is boven anderen. De kerk neemt de broederlijke vermaning niet ernstig, er zijn geen controlemechanismen op macht in de kerk. Als je elkaar niet kunt terechtwijzen, dan creëer je een valse eenheid in de gemeenschap. Schijn bedriegt. Onder het oppervlak schuilen dan de misbruiken die toegedekt en verborgen moeten worden. Alleen de waarheid zal u vrijmaken. 9 slachtoffVrouw 600 (©pixabay)

Nog een oorzaak is de verkeerde kijk op seksualiteit. Alleen de daad tussen een man en een vrouw die kinderen kan voortbrengen, zou dan volwaardige seksualiteit zijn, terwijl al de rest geen echte seksualiteit is. Het is dan maar ‘een relatietje’, beslist geen grote zonde. Er doet zich in de hoofden van de daders een perverse omkering voor. Ze praten het goed voor zichzelf en beseffen niet dat ze een misdaad begaan, die levenslang lijden veroorzaakt. Ook die daders hebben hulp, opvolging en begeleiding nodig. Dat is nog een andere diaconie die moet gebeuren.”

 

VERWERKINGSVRAGEN

  • Welke wonden raken jou in onze huidige wereld én in de kerk? Welke slachtoffers zie jij vooral en wat of wie veroorzaakte hun leed? Spelen daar structurele zonden mee?
  • Altijd weer vallen er mensen uit de boot in onze samenleving. Onze gevoeligheid voor slachtoffers nam de voorbije decennia toe en breidde zich tevens uit naar nieuwe categorieën door de bevrijdingsbewegingen, de dekolonisatie, MeToo enzovoort. Er is meer sensibilisering en dat valt toe te juichen, al zijn daarmee niet alle problemen van de baan. Zijn er slachtoffers die volgens jou niet of te weinig gezien worden? Wat kan er volgens jou (bijkomend) gedaan worden ter preventie om te vermijden dat er slachtoffers vallen?
  • Wat kun je doen in het aangezicht van de “Golgothas van deze tijd”?
  • Hoe God en het lijden samengaan, blijft een mysterie. De christelijke traditie gewaagt van een God die juist in het lijden te vinden is en sommige auteurs gaan zelfs zover dat ze spreken van een God die zelf gewond is. Wat heeft dat te betekenen? Acht je dat mogelijk? Hoe zou jij de christelijke kijk op het lijden omschrijven?
  • De wonden van deze tijd niet negeren, is opteren voor een “weerbarstig dienstwerk” zodat de wonden minstens verzorgd worden. Waaruit kan dat “weerbarstig dienstwerk” volgens jou bestaan?
  • De tv-reeks Godvergeten maakte heel wat los in Vlaanderen. Wat deden de uitzendingen over het misbruik in de kerk en de commotie errond met jou als gelovige?

  regenboog mensen 666 300 (© pixabay )

 


Clipboard01

Reeks over 'naastenliefde'

In deze reeks rond de christelijke naastenliefde, barmhartigheid en solidariteit brengt theoloog Emmanuel Van Lierde (vrijwillig wetenschappelijk medewerker van de faculteit Theologie & Religiewetenschappen, KU Leuven) telkens een kleine duiding, waarna een getuigenis volgt.

Dankzij de verwerkingsvragen aan het einde kunt u individueel of in groep verder reflecteren over de eigenheid van de christelijke naastenliefde.

Bovenal wil de reeks u inspiratie bieden voor uw persoonlijk geloof en uw engagementen.

BroederlijkDelen logoNEW FullColorWeb 160px logocaritas 110px Caritas int be cmyk 110px Afbeelding7 orbit2 paxchristi present logo 110 180228 LogoWZS 120px wzz logo vzw 200px