Als ik Christus centraal stel in mijn leven, kan ik de ander zien door de ogen van Jezus. Dat betekent dat ik met Zijn barmhartige blik naar mijn medemensen kijk. Het betekent ook dat ik in het gelaat van de ander Jezus’ blik naar mezelf ontwaar en dat ik Jezus herken in het gelaat van de mens in nood. Emmanuel Van Lierde noemt dit, samen met paus Franciscus, de dubbele blik van de christelijke naastenliefde.
Hoe kan je diaconie verstaanbaar uitleggen aan jongeren? Samen met Sofi Van Ussel, directeur Kamino – Samen jongelooflijk, stellen we ons deze vraag. Bovendien ontdekken we dat als christenen diaconie gestalte geven, dat deels de redding van de kerk zal zijn, want het maakt haar relevant.
INZICHT
Geven maakt gelukkig
De kerk en de gelovigen staan voor de uitdaging om te doen wat ze zeggen, te zeggen wat ze doen en aan te geven van waaruit ze dat alles zeggen en doen. Alleen dan zijn ze geloofwaardig en brengen ze een authentiek getuigenis in woord en daad waarvan de wereld beter wordt.
Zoals Jezus eertijds aan de apostelen vroeg: “Wie zegt gij dat Ik ben?” (Mattheüs 16, 16), zo vraagt Hij ook vandaag aan ieder van ons: “En gij, wie zegt gij dat Ik ben?” Als antwoord kan geen theorie volgen. De vraag heeft werkelijk betrekking op mijn persoon en hoe ik me wil engageren. Ik word bevraagd en betrokken. Die vraag is gericht tot mijn en ieders geweten. Zijn we bereid Christus en zijn boodschap over het Rijk Gods centraal te stellen in ons leven? Als we dat doen, betekent dat tevens dat we de anderen zien door de ogen van Jezus. Dat we met Zijn barmhartige blik naar onze medemensen kijken en aldus bewogen worden tot naastenliefde. Maar het betekent ook dat we in het gelaat van de ander Jezus’ blik naar ons ontwaren en dat we Jezus herkennen in het gelaat van de mens in nood. Door die dubbele blik verschilt de christelijke naastenliefde van filantropie, stelde paus Franciscus in zijn angelusgebed van zondag 23 augustus 2020.
Hoewel de naastenliefde voor een christen geen vrijblijvende aangelegenheid is, maar tot het wezen van zijn geloof behoort, toch beoefent hij die liefde uit vrije wil en ervaart hij dat niet als een morele plicht.
Als de liefde als een lastige plicht wordt gezien, dan staan we veraf van de liefde. Naastenliefde is geen 9-to-5 job, geen beroep dat je om den brode doet.
Met die ingesteldheid valt liefde niet vol te houden. Je kan het gevoel hebben van een innerlijke verplichting omdat je geweten of je geloof je opvordert de naaste te helpen, maar dat is iets anders. Dat verhindert niet met vreugde die naastenliefde te beoefenen. Problematisch wordt het als het een opgedrongen goed-zijn en een verbeten plicht is.
Naastenliefde moet je niet beoefenen om gelukkig te worden, om er zelf beter van te worden of om er je hemel mee te verdienen. Zo’n instrumentalisering van de liefde zou meteen een pervertering ervan zijn. Ware naastenliefde gebeurt om niet, onvoorwaardelijk, en het beoogt alleen het beste voor de ander. Je wilt de ander, niet jezelf gelukkig maken. En toch is het een ongewild neveneffect dat anderen helpen gelukkig maakt en een bron van intense vreugde en menselijke zelfontplooiing is.
Zorg dragen voor anderen is tegelijk een bron van zingeving, het geeft je leven betekenis, en wie in zijn leven zin en betekenis ervaart door wat hij of zij doet, vaart daar wel bij, heeft veelal een betere mentale en fysieke gezondheid en schijnt langer te leven.
Eigenlijk raken we hiermee de waarheid van een van de centrale paradoxen van het evangelie: “Wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden” (Mattheüs 10, 39). Door je leven te geven voor een ander, vind je juist het volle leven, kom je tot leven. Daardoor delen we in de verrijzenislogica waarbij de graankorrel eerst moet sterven, alvorens hij rijkelijk vrucht kan dragen. Niet in het verzamelen en oppotten van rijkdommen ligt ons geluk, maar in het broederlijk delen. Geven maakt gelukkig.
Pure onbaatzuchtige naastenliefde is ons wellicht niet altijd gegeven, we blijven mensen met bewuste en onbewuste strevingen. Soms streelt dienstbaarheid uiteraard ons ego of hopen we toch op wederliefde. De eerlijkheid gebiedt ons ons eigen geweten te onderzoeken en te onderscheiden wat onze ware drijfveren en motieven zijn om een naaste te helpen: in welke mate spelen eigenbelang of zelfzucht een rol?
Niemand is 100 procent zuiver op de graad, dat is niet erg, als we ons daar maar bewust van zijn.
We hoeven niet te streng en te scrupuleus te zijn voor onszelf, want dan ontnemen we ons net de vreugde en het genot die anderen helpen ons kunnen schenken. Naastenliefde is nu ook weer geen kwelling, zelfkastijding of foltering.
GETUIGENIS
Naastenliefde volgens Sofi Van Ussel, directeur Kamino – Samen jongelooflijk
“Als ik nadenk over de relatie tussen jongeren en diaconie, is de eerste uitdaging die ik zie het in mensentaal uitleggen wat diaconie betekent. De meerderheid van de jongeren en zelfs veel dertigers en veertigers zullen dat woord niet kennen. Welke plaats heeft de caritas binnen het christendom en hoe kan het opnemen van een engagement voor je medemens een toegangspoort worden tot het geloof? Dat zijn boeiende vragen, maar ze verdienen een hertaling naar de jongeren.
Duidelijk, authentiek en coherent
Als ik naar jongeren luister, stel ik vast dat zij een kerk willen die inspireert en die zegt waar ze voor staat. Jongeren zijn zoekend en ze willen duidelijke voorbeelden die doen wat ze zeggen en zeggen wat ze doen.
Als het mossel noch vis is, krijg je jongeren niet mee. Ze willen duidelijkheid. Ze willen weten wat de kern van het evangelie is en hoe die op hun leven te leggen.
Authentiek geloof weet hoofd, hart en handen te verbinden. Dat houdt in dat je je boodschap met liefde en passie handen en voeten weet te geven. Als je je geloof niet in tastbare daden weet om te zetten, dan blijven het holle woorden en loze beloften. Dan ben je ongeloofwaardig. Is die hunker naar authenticiteit niet evenzeer bij volwassenen aanwezig? Mensen willen een coherentie zien tussen je woorden en je daden. Jongeren vragen geen theoretische uitleg over de christelijke identiteit, ze willen kunnen proeven van dat geloof.
Veel jongeren worstelen vandaag met hun zelfbeeld, met zelfliefde en zelfacceptatie. Ze denken snel dat ze ‘niet genoeg zijn’ in de ogen van anderen. Ook daar heeft het christendom hen iets te bieden om te komen tot zelfaanvaarding en zelfzorg. Je bent door God bemind. En zoals Hij jou graag ziet, vraagt Hij de anderen evenzo te beminnen, maar het gebod stelt: bemin de ander zoals uzelf. Wie niet in het reine is met zichzelf, kan maar moeilijk een ander beminnen. Lao Tsé schreef: ‘Je moet eerst de beste versie van jezelf worden om wat voor een ander te kunnen betekenen’.
Als we bij jongeren te sterk erop wijzen dat ze hun naaste moeten liefhebben, dreigt dat weerom een verhaal te worden van ‘niet genoeg doen voor anderen’.
Dat moralisme moeten we vermijden en het uitgangspunt is vooral dat je eerst zelf wordt bemind en aanvaard. Pas omdat je veel hebt gekregen, kun je veel geven. De Blijde Boodschap dient niet om ons een schuldgevoel aan te praten of met trauma’s op te zadelen. Waar begint en waar stopt jouw verantwoordelijkheid? Waar liggen jouw grenzen en draagkracht? Ieder moet op zijn plek en met zijn talenten zien wat haalbaar is. De dienstbaarheid is niet bedoeld als een ondraaglijk juk, wel als bron van levensvreugde, want anderen helpen maakt ook jezelf gelukkig.
Christusdragers
Een nauwere samenwerking tussen de kerkelijke caritas en het jeugdwerk lijkt me wenselijk, zeker als we ervan overtuigd zijn dat engagement een toegangspoort tot geloof kan zijn. Nogmaals, met woorden alleen ga je jongeren niet van het christendom overtuigen. Zij willen het geloof kunnen zien, kunnen ervaren, kunnen voelen.
Jongeren hunkeren naar herkenbare Christusdragers, mensen door wie Christus zichtbaar en ervaarbaar wordt, die Christus uitstralen en laten doorschemeren in ons bestaan.
Elke gelovige moet zich dus afvragen hoe hij of zij op zijn of haar plaats een Christusdrager kan zijn. Dat vereist wellicht een zoektocht hoe je het innerlijke kan vertalen naar het uiterlijke.
Terzijde, hoewel niet onbelangrijk: ik denk dat de kerk daar vrouwen voor nodig heeft. Vanuit een sensitief leiderschap weten vrouwen intuïtief en vanuit de taal van de liefde hoe ze hoofd, hart en handen kunnen verzoenen. Vrouwen beschikken over de empathie die zeker bij diaconie gewenst is. Er zijn beslist mannen die dat evengoed kunnen en doen, daar twijfel ik niet aan. Evenmin wil ik het hoofd buiten spel zetten, want ook het vrouwelijke denken dient de kerk te verrijken. Ons handelen is niet minder onderbouwd. Maar er is iets eigen aan het moederschap waardoor ‘zorgen voor’ sterk opduikt bij vrouwen. Ze willen zorgen voor anderen, maar ook voor de schepping. Ik denk dat de kerk vandaag nog te weinig die rijkdom benut die de ruime helft van de mensheid te bieden heeft.
Bron van hoop
Als tweede uitdaging acht ik het wenselijk dat we de diaconie presenteren als een bron van hoop. Diaconie heeft te maken met concrete naastenliefde én rechtvaardigheid. Diaconie is niet louter gericht op het helpen van mensen in de periferie. Ze beoogt ook sociale en politieke rechtvaardigheid. Dat daagt christenen en de kerk uit om met de twee voeten in de samenleving te staan.
Hoe dragen wij bij aan meer rechtvaardigheid in onze samenleving? Zijn wij bereid onze nek uit te steken in onze maatschappij, vanuit onze eigen boodschap?
Opnieuw kom je uit bij onze daden als christen. Dat engagement als verantwoordelijke burger is fundamenteel. We kunnen ons niet afzijdig houden van de wereld. Diaconie is zich bewust zijn van de uitdagingen van deze tijd, er zich in engageren en daarin groots durven te zijn. Als we die diaconie gestalte geven, zal dat deels de redding van de kerk zijn, want het maakt haar relevant. Omgekeerd, dat niet doen, maakt haar irrelevant. Zoveel jongeren missen toekomstperspectief. Het ware schuldig verzuim als christenen hen geen hoop aanreiken. Dat begint bij het eerlijk benoemen van de uitdagingen, bij het in de ogen kijken van het onrecht. Van de vernieling van onze schepping tot de lege brooddozen; het bekommert onze jongeren. Een gedicht stelt dat ‘hoop ergens voor werken is omdat het goed is, niet omdat het kans van slagen heeft’ en dat het ‘niet de overtuiging is dat iets goed zal aflopen, wel de zekerheid dat het zinvol is’. We mogen niet toegeven aan wanhoop.
Volhouden
Naast hertalen en hoop geven zie ik nog een derde uitdaging: hoe hou je vol bij een engagement? Het is een cliché dat jongeren zich minder zouden engageren. Daar ben ik het niet mee eens. Ze zijn zeker bereid hun schouders onder iets te zetten. Het moeilijke punt is evenwel hoe je trouw blijft aan een engagement, hoe je erin volhardt. Zonder spirituele bron blijft een engagement volgens mij niet duren. Vroeg of laat stel je je de waaromvraag bij een bepaalde vorm van inzet. De concrete daden die je verricht, bevragen je innerlijke overtuigingen.
Waarom doe ik dat eigenlijk? Wat voor nut heeft het? De kerk moet helpen die zin- en waaromvragen te beantwoorden.
Als je iets doet zonder een antwoord te zoeken op de waaromvraag, dan dreigt het een losse flodder te zijn, iets eenmaligs. Je hebt een transcendente energiebron nodig om vol te houden wat bijna niet vol te houden is. Als ik mezelf als christen definieer, dan hangt dat daarmee samen: het is de toetssteen voor mijn engagementen en de bron die me voedt om door te gaan, zeker wanneer iets onmogelijk lijkt. Door die bron kan ik toch blijven hopen en het helpt me te onderscheiden en te zoeken waarom ik voor iets wil gaan. Er is een gedrevenheid die mezelf overstijgt en die me vanuit een passie doet streven naar naastenliefde.
Spirituele krachtbron
Jongeren komen op straat voor het klimaat of ze engageren zich in de huiswerkbegeleiding van vluchtelingen. Zulke acties kan je in dialoog brengen met zingeving en de zoektocht naar betekenis en naar hoop. Ik stel vast dat er op veel plekken gezocht wordt naar betekenis en dat er bij klimaatinitiatieven, in de purpose economy, in de culturele en de zorgsector steeds meer aandacht gaat naar de spirituele dimensie. Zo groeide bijvoorbeeld het besef dat de Sustainable Development Goals (SDGs) van de Verenigde Naties nooit gerealiseerd zullen geraken als er geen aandacht is voor de Inner Development Goals (IDG’s).
Wat motiveert mensen om hun gedrag aan te passen? Wat zet mensen aan om meer zorg te dragen voor de schepping, om te werken aan meer rechtvaardigheid en vrede, om te ijveren voor duurzaamheid?
Daar heb je innerlijke bronnen voor nodig die gevoed worden. Het zou zonde zijn als de kerk daar niet weet op in te spelen en niet inzet op die noodzakelijke vorm van diaconie voor onze tijd. Als ze die boot mist, laat ze de markt aan spirituele goeroes. Vanuit een grote openheid en zonder iets te willen verdedigen of opleggen, kan het christendom zichzelf presenteren als een spirituele krachtbron. Het christendom heeft iets fundamenteels te bieden aan de mensheid. Hoe mensen daarmee omgaan en of ze een geloofssprong maken, is hun keuze, maar christenen dienen hun hoopvolle boodschap wel aan te bieden. Het engagement van mensen kan een toegangspoort zijn om het over zin en betekenis in het leven te hebben en om te wijzen op spirituele bronnen die de inzet kunnen voeden. Op individueel vlak betreft het de nood aan geestelijke begeleiding en het helpen onderscheiden van wat jouw roeping in het leven is. Ook daar heeft de kerk een opdracht naar jongeren: hen helpen uitzoeken wat hen gelukkig kan maken.
Betrouwbare partner
Hoe kunnen we als kerk en vanuit de jongerenpastoraal actiever op zoek gaan naar bondgenoten die zich inzetten voor maatschappelijke onderwerpen die ons eveneens ter harte gaan en hoe kunnen we binnen sommige netwerken in de samenleving een betrouwbare partner zijn? Vanuit de jongerenpastoraal in Vlaanderen werken wij op die manier bijvoorbeeld samen met de Kinderrechtencoalitie en de Klimaatcoalitie. Christenen toonden zich in de geschiedenis vaak innovators in onderwijs, zorg of in de relatie tussen werkgevers en werknemers met de sociale dialoog. Hoe kunnen we ook vandaag een maatschappelijke meerwaarde creëren? Welke nieuwe vormen van diaconie zouden we moeten behartigen? Durf daarin te experimenteren. Durf dus ook te falen, want het is niet zeker dat onze projecten succes zullen hebben.
Ik vind het onze plicht om alternatieven aan te reiken en nieuwe initiatieven uit te proberen.
Als voorbeeld denk ik aan hoe het Vaticaan werkt rond het binnenbrengen van ethiek in alles wat te maken heeft met artificiële intelligentie. Dat is een nieuw domein en toch aarzelt de kerk niet om zich daarin te engageren. Christenen pretenderen daarom niet dat zij de oplossingen weten voor alle problemen, maar we kunnen in de zoektocht wel betrouwbare partners of initiatiefnemers zijn die samen met anderen willen nadenken over de uitdagingen waar we voor staan. Zo wordt ons engagement diaconie, dienst aan de wereld, waarbij we de krachten voor het goede verenigen.
In tijden van crisis is het een natuurlijke reflex van mensen om terug te plooien op zichzelf, maar angst is een slechte raadgever. Juist in crisistijden heb je durvers nodig die naar buiten gaan. Juist dan zijn onze daden nog crucialer om geloofwaardig te zijn. Juist dan heb je mensen nodig die in hun dagelijks handelen laten zien waar het christendom voor staat. Zoals ik al zei, verwachten de jongeren dat ook van de kerk. Daarom moeten gelovigen en beleid prioriteiten uitstippelen waar ze het verschil kunnen maken in de samenleving.
Durf je te profileren en mensen te verenigen rond een bepaald doel. Samenwerken aan een concreet project werkt inspirerend en gemeenschapsvormend.
Als je dat doet, zullen ook de liturgie en de verkondiging vanzelf een plaats krijgen. Mensen zullen bereid zijn in gesprek te gaan of zullen samen willen vieren en danken. Finaal gaat het over bezieling.”
VERWERKINGSVRAGEN
- Wie is Jezus voor jou?
- Voel jij je vanuit je geloof “innerlijk verplicht” tot goede werken? Voel je je innerlijk gedreven tot naastenliefde?
- Ervaar jij dat ook dat geven vaak gelukkiger maakt dan krijgen? Ervaar je vreugde in het helpen van anderen? Kun je een voorbeeld geven?
- Hoe kunnen jongeren volgens jou betrokken worden in het kerkgebeuren? Koe kijk jij naar de relatie tussen jongeren en geloof?
- Waarom blijft het christendom ook voor jongeren relevant volgens Sofi Van Ussel en volgens jou? Waarom moet er ook in de opvoeding aandacht uitgaan naar de spirituele dimensie?
- Welk advies zou jij geven om een engagement vol te houden?